Rechercher dans ce blog

Wednesday, August 31, 2022

Vervuilde vennen en boerende koeien – De Groene Amsterdammer - De Groene Amsterdammer

Mest wordt geïnjecteerd in een grasland, Anjum, Friesland, 22 juni © Sijmen Hendriks / ANP

Laat er geen misverstand over bestaan: het inkrimpen van de veestapel is géén doel op zich. Vlijtig wordt er gezocht naar alternatieve manieren om uit de stikstofcrisis te komen. Er worden ‘emissiearme’ stallen uit de grond gestampt, compleet met luchtwassers, roostervloeren en mestrobots. Er wordt gesleuteld aan het eiwitgehalte in veevoer, zodat een koe minder ammoniak uit plast. Er zijn miljoenen beschikbaar gesteld om technologische doorbraken te stimuleren. Werkelijk alles wordt uit de kast getrokken om de veestapel ongemoeid te laten.

Geen wonder dus dat bezorgde boeren opveerden toen twee gepensioneerde hoogleraren onlangs in De Telegraaf mochten vertellen over hun plan waarbij de stikstofuitstoot omlaag kon worden gebracht ‘zonder één koe, varken of kip uit Nederland te verwijderen’. Het toverwoord van dat plan? Innovatie.

Collega-wetenschappers voelden zich geroepen om het enthousiasme te temperen. Het plan bevatte best wat nuttige aanbevelingen, maar ook het nodige technologisch wensdenken. Stop met het zaaien van twijfel, schreven 36 milieuwetenschappers in een open brief in Trouw. Wek niet de schijn dat dit probleem verholpen kan worden door wat slimme innovaties. Dat is de route die we al een halve eeuw volgen en het enige wat het heeft opgeleverd is dat de problemen zich hebben opgestapeld.

De brief was ook een reactie op de rubberen ruggengraat van Wopke Hoekstra. Het bommetje dat de cda-leider gecontroleerd tot ontploffing bracht in een interview met Algemeen Dagblad geeft precies het verkeerde signaal af. Er is al genoeg tijd verspild met discussies over nut en noodzaak van maatregelen, schrijven de milieukundigen in Trouw. ‘We weten meer dan genoeg en er bestaat meer dan genoeg wetenschappelijke consensus om nu snel in actie te komen.’

Sinds de Raad van State drie jaar geleden een streep zette door de boekhoudkundige schijnoplossingen van het Programma Aanpak Stikstof, domineert stikstof het landbouwdebat. Begrijpelijk, want dat onzichtbare chemische stofje heeft ervoor gezorgd dat bouwprojecten stil kwamen te liggen, auto’s hun snelheid moesten minderen, en boeren met omgekeerde vlaggen begonnen te wapperen. Wat in de verhitte discussies over depositiewaarden en reductiedoelen onderbelicht blijft, is dat deze stikstofcrisis slechts een symptoom is van een dieperliggende disbalans. Het model van intensieve veehouderij botst op allerlei manieren tegen ecologische grenzen op. De 11,4 miljoen varkens, 3,8 miljoen koeien en bijna honderd miljoen kippen in Nederland verstikken niet alleen de kwetsbare natuur, ze zorgen ook voor de uitstoot van broeikasgassen, de verontreiniging van het grondwater en voor een hoop overtollige mest. Zelfs als er morgen een briljante uitvinding bedacht wordt om de stikstofuitstoot te verminderen, dan nog wordt de Nederlandse landbouw geteisterd door allerlei andere ‘milieuplagen’.

Plaag 1: vervuilde vennetjes
In het najaar komt het kabinet met een brief over de waterkwaliteit en deskundigen vrezen een scenario dat vergelijkbaar is met de stikstofproblematiek. Met die kwaliteit is het namelijk beroerd gesteld. Nederland bungelt ook op dit milieuaspect onder aan de Europese lijstjes.

Van de bijna elfhonderd slootjes, vennen, vijvers en grachten die stichting Natuur & Milieu door honderden vrijwilligers liet onderzoeken bleek vorig jaar nog geen vijfde in goede staat te verkeren. In de rest werden te weinig planten en diertjes aangetroffen. Planten en diertjes zijn een kenmerk van goede waterkwaliteit. Het water bevatte daarentegen te hoge concentraties nitraat, fosfaat en bestrijdingsmiddelen. Deze stoffen komen vooral in het water terecht door de mest van intensieve veeteelt en de kunstmest en chemicaliën van akkerbouw.

In Europa is al in 2000 afgesproken dat de lidstaten uiterlijk in 2027 voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Hierin zijn duidelijke grenzen vastgelegd op het gebied van chemicaliën, ecologie en de beschikbaarheid van geschikt drinkwater. Als deze afspraken niet worden nagekomen, kan Brussel hoge boetes opleggen. Net als met de klimaatdoelen en de stikstofgrenzen zouden actiegroepen het handhaven van de waterafspraken bij de rechter kunnen afdwingen.

Graafmachines vormen een deel van de oplossing. Strakgetrokken sloten kunnen veranderen in meanderende riviertjes. Dat is niet alleen leuk voor de wandelaar, maar ook voor waterbeestjes en plantjes die zo betere beschutting vinden. Bovendien houdt het herstel van de natuurlijke loop van beken en riviertjes het water ook langer vast. Geen overbodige luxe in een tijd van toenemende droogte.

Maar deskundigen zijn het er ook over eens dat de emissies van fosfaat, nitraat en chemische bestrijdingsmiddelen sterk omlaag moeten om over vijf jaar in de buurt van de afgesproken waarden te komen. Dat betekent onder meer minder dieren en minder opbrengst van akkerbouw in gebieden die daar eigenlijk niet voor geschikt zijn, zoals de arme zand- en lössgronden.

Een gedeelte van de maatregelen werd vorig jaar al aangekondigd in het ‘7e actieprogramma Nitraatrichtlijn’. Hierin worden bijvoorbeeld akkerbouwers verplicht om zogenaamde ‘vanggewassen’ te telen in een rotatie van één op vier oogsten, later één op drie. Dit zijn gewassen die stikstof vasthouden en de grond herstellen maar commercieel niets of zeer weinig opleveren. In ieder geval veel minder dan de voedermaïs die er normaliter staat. Door deze ‘groenbemesting’ kan de boer later minder (kunst)mest gebruiken, wat de kwaliteit van het water sterk bevordert. Langs sloten komt er bovendien een teeltvrije zone van twee tot vijf meter, wat het direct wegspoelen van kwalijke stoffen moet verminderen.

We importeren miljoenen tonnen veevoer om het meeste vlees te exporteren

Op het oog doeltreffende, zelfs sympathieke maatregelen. Maar ook nu stonden de vertegenwoordigers van de landbouwsector op de achterste benen. ‘Niet haalbaar en niet betaalbaar’, lieten ze weten in de vakpers. ‘We vrezen voor het voortbestaan van bedrijven.’ De landbouworganisaties berekenden even snel dat boeren zo’n zestigduizend hectare landbouwgrond kwijtraakten. ‘Net zoveel als heel Flevoland.’

De boeren kondigden aan om vanuit een consortium van belangenorganisaties en de Rabobank de beleidmakers op andere gedachten te willen brengen. De argumenten komen bekend voor. Maatregelen moeten gestimuleerd en niet afgedwongen worden en ‘via metingen’ moet vastgesteld worden waar de echte knelpunten zitten.

Plaag 2: overtollige uitwerpselen
Mestoverschotten, een potentiële bron van milieuverontreiniging. Het is de titel van een rapport uit 1970. Meer dan vijftig jaar geleden zagen onderzoekers en ambtenaren op het ministerie van Landbouw de problemen al opdoemen. Dankzij de import van voer kon de veestapel bijna onbelemmerd groeien. Alleen: wat gebeurde er met de stront die al die dieren produceren? Mest is onmisbaar voor de vruchtbaarheid van het land, maar wanneer er – via de uitwerpselen – te veel fosfaat en stikstof in de bodem belandt, raakt het grond- en oppervlaktewater vervuild. Dat is precies waar we nu mee kampen. ‘Er is gewaarschuwd’, zei een van de ambtenaren in 1990 in NRC Handelsblad. ‘Er is tijdig gewaarschuwd. Maar er is niets mee gedaan.’

Misschien is dat iets te kort door de bocht. Door de jaren heen zijn er namelijk genoeg plannen gelanceerd om de mestproblematiek aan te pakken. Er is gezocht naar technologische oplossingen, naar manieren om mest te verwerken. Zo staat er in Moerdijk een energiecentrale waar kippenstront via verbranding wordt omgezet in ‘duurzame’ energie. De toevoeging van het enzym fytase aan het veevoer zorgde voor een aanzienlijke vermindering van het fosfaatgehalte in varkens- en kippenpoep.

Andere innovaties waren minder succesvol. Pogingen om stikstof en fosfaat uit mest te filteren door middel van omgekeerde osmose blijven steken in de experimenteerfase. Het verwerken van dierlijke mest tot (vloeibare) kunstmest stuit op hoge kosten en Europese regelgeving. En de stikstofwinst van emissiearme stallen bestaat vooral op papier, concludeerden onderzoekers van de Wageningen Universiteit.

Doordat de gedroomde technologische doorbraak voorlopig uitblijft, exporteren Nederlandse veehouders elk jaar meer dan drie miljoen ton dierlijke mest, vooral naar akkerbouwers in Duitsland, België en Frankrijk. Aangezien het aanbod steevast groter is dan de vraag, moeten de boeren betalen om de overtollige uitwerpselen kwijt te kunnen.

Er zijn wel voorzichtige voorstellen geweest om iets te doen aan de omvang van de veestapel. In 1984 kondigde landbouwminister Gerrit Braks (cda) een groeistop aan voor de varkens- en pluimveehouderij. Maar er zaten zoveel mazen in zijn ‘interimwet’ dat het aantal varkens in Nederland tot 1987 met bijna dertig procent toenam. Vandaar dat minister Brinkhorst (d66) zich in 1999 genoodzaakt zag om met een ‘mestplan’ te komen, waarbij de pluimvee- en varkenssector moesten krimpen. Hij had het geluk dat de mestproductie in de melkveehouderij nog binnen de perken werd gehouden door het Europese melkquotum. Maar toen die beperking in 2015 werd afgeschaft, schoot ook die sector binnen de kortste keren door het in Brussel vastgestelde fosfaatplafond.

‘Alsof het nog niet genoeg is, hangt er weer een donderwolk boven het platteland’, kopte Nieuwe Oogst, het weekblad van LTO Nederland, vorige maand. Er dreigt namelijk een einde te komen aan de derogatie en ‘dat bezorgt veel melkveehouders buikpijn’. Sinds de jaren negentig hebben Nederlandse koeienboeren een uitzondering op de Europese nitraatrichtlijn, de zogenaamde derogatie. Omdat Nederland veel hoogproductief grasland heeft, mogen boeren daarop meer mest uitrijden dan de Brusselse richtlijn voorschrijft. Zeker op klei- en veengronden spoelt er op grasland relatief weinig stikstof uit, waardoor de gevolgen voor het grond- en oppervlaktewater relatief beperkt blijven. In theorie, althans, want met de waterkwaliteit in Nederland is het slecht gesteld.

Het lijkt erop dat de Europese Commissie haar geduld begint te verliezen. Telkens weer probeert de Nederlandse landbouwlobby creatieve uitvluchten te verzinnen, en ondertussen blijven de natuur- en milieudoelen buiten bereik. Mocht de derogatie inderdaad niet worden verlengd, dan ontstaat er in één klap een nog veel groter mestoverschot in de veehouderij. Technologische innovatie of handel in mest biedt onvoldoende soelaas, de milieuverontreiniging moet bij de bron worden aangepakt.

Plaag 3: boerende koeien
Het was vorig jaar een van de weinige grote successen op de milieuconferentie in Glasgow: honderd landen spraken af om voor 2030 de uitstoot van methaan met dertig procent te verminderen ten opzichte van 2020. Ook Nederland tekende, enigszins schoorvoetend, het verdrag dat op korte termijn grote consequenties heeft.

Methaan is als broeikasgas meer dan 27 keer sterker dan CO2 en is voor ongeveer twintig procent verantwoordelijk voor het broeikaseffect. De werking van methaan is krachtig, maar gelukkig ook kort. Na pakweg tien jaar verdwijnt het uit de atmosfeer, terwijl CO2 honderden jaren actief kan blijven. Dus als we vandaag zouden stoppen met het uitstoten van nieuwe methaandeeltjes, dan zouden er over tien jaar nauwelijks meer sporen van zijn. De opwarming kan zo met 0,3 graad getemperd worden.

Het lijkt erop dat de Europese Commissie haar geduld begint te verliezen

Notoire uitstoters zijn olie- en gasbedrijven, staalverwerking, afvalbedrijven, rioolzuiveringsinstallaties en… veeboeren. In Nederland zorgen koeien en varkens voor twee derde van de methaanuitstoot. Alleen al de vier grootste veehouderijen stoten méér methaan uit dan alle Nederlandse industriereuzen gezamenlijk. Dit voorjaar publiceerde De Groene een lijst met 242 bedrijven die meer dan een ton methaan per jaar uitstoten – daarvan werd 85 procent bezet door grote varkensfokkers en zuivelboeren.

Methaan ontstaat in de pens van vooral koeien als het voer wordt afgebroken en komt al boerend door de bek naar buiten. De mest is slechts verantwoordelijk voor vijf procent van de uitstoot. Technisch kan de uitstoot beperkt worden door ander voer – jong gras veroorzaakt bijvoorbeeld minder methaan –, chemische additieven aan het voer, andere stallen en eventueel een speciaal fokprogramma gericht op methaanarme koeien.

Desondanks is vermindering van de veestapel onontkoombaar, constateert het Planbureau voor de Leefomgeving (pbl). De enige manier om de doelstellingen te halen is ‘het gedwongen beëindigen van veehouderijen via minnelijke schikking en onteigening’. In opdracht van het kabinet heeft het pbl twee ‘Quickscan’-scenario’s ontwikkeld waarbij in de meest rigoureuze variant de melkveestapel krimpt met een derde en de varkensstapel met bijna de helft.

Niet alle boeren dragen echter evenveel bij aan de klimaatcrisis. Een handjevol bedrijven (zeven procent van het totaal) is verantwoordelijk voor dertig procent van de methaanemissies, zo bleek uit het onderzoek van De Groene. Deze ondernemers hebben megastallen met duizenden dieren. Dit stelt het kabinet voor een lastig dilemma: het kan talloze procedures starten tegen kleine en middelgrote boeren, of eerst met de veertienhonderd grootsten om de tafel gaan zitten. Dat laatste levert de meeste methaanreductie op tegen de laagste administratieve kosten. Maar het zou betekenen dat de regeringspartijen het mes zetten in een sector die ze zelf decennialang met subsidies voor schaalvergroting hebben vetgemest.

Ruiming van kippenboerderij in Schore na aantreffen vogelgriep, 17 augustus © Venema Media / ANP

Plaag 4: zieke dieren (en mensen)
Nog nooit greep de vogelgriep in Europa zo erg om zich heen als dit jaar. De duinen lagen bezaaid met dode meeuwen en sinds afgelopen oktober zijn er alleen al in Nederland meer dan vier miljoen kuikens, kippen, eenden, kalkoenen en siervogels geruimd. Landbouwminister Henk Staghouwer (CU) noemde de situatie ‘zorgelijk’. Door de vele besmettingen onder wilde vogels en de schaalvergroting in de pluimveesector laten uitbraken zich moeilijker indammen met ophokplichten. Het gezondheidsrisico voor mensen lijkt bij het subtype h5n1 klein, meestal blijven de symptomen beperkt tot die van een milde griep. Al waarschuwt het rivm om contact met dode vogels te mijden, want in het verleden zijn er wel degelijk gevallen bekend van mensen die ernstig ziek werden of zelfs overleden na een besmetting met vogelgriep.

De veruit beruchtste zoönose is Sars-Cov-2, het coronavirus dat de wereld al meer dan twee jaar in de greep heeft. Wat minder mensen weten is dat in hetzelfde jaar dat de avondklok werd ingesteld, er een grasmus in Zuilen positief getest werd op het westnijlvirus. Dit virus, dat tot voor kort vooral voorkwam in Afrika, delen van de Verenigde Staten en het Middellandse Zeegebied, verspreidt zich via muggen ook naar mensen. In 2020 werden voor het eerst besmettingen in Nederland vastgesteld. Mede door klimaatverandering zullen er de komende jaren nieuwe zoönosen opduiken in ons land, voorspelt het rivm.

Met aangescherpte hygiëneprotocollen, vaccinaties en strenge monitoring proberen veehouders hun dieren te beschermen tegen de verschillende virussen, maar hoe dichter het land bevolkt is met mensen en dieren, hoe groter het risico op grootschalige uitbraken. Megastallen kunnen fungeren als broedplaatsen voor ziektekiemen. Dat maakt de intensieve veehouderij volgens sommige virologen tot een gevaar voor de volksgezondheid.

Dat dit gevaar niet denkbeeldig is, bleek wel tijdens de Q-koortsepidemie, waarbij een bacterie die was overgesprongen van geiten op mensen minstens vijftigduizend Nederlanders besmette. Volgens voorzichtige schattingen overleden er sinds 2007 107 mensen aan Q-koorts en nog altijd kampen honderden patiënten met chronische klachten. Dat een geitenziekte zoveel leed kon veroorzaken had alles te maken met de locatie van de boerderijen. De geitenstallen in Brabant stonden in relatief dichtbevolkt gebied, waardoor veel omwonenden besmet raakten.

Ook de veehouderijen in de buurt van de natuurgebieden verdienen volgens experts extra aandacht. Daar is de kans op interacties tussen wilde en gehouden dieren namelijk groter, wat de kwetsbaarheid voor virusmutaties vergroot. Pluimveehouderijen vestigen in een gebied met veel wilde watervogels is vragen om moeilijkheden. Het uitkopen van een veehouder in de buurt van Natura 2000-gebieden kan niet alleen helpen om de stikstofdoelen te halen, maar ook om de gezondheid te beschermen, van mens en dier.

Wie de milieuplagen in samenhang bekijkt, ziet dat de Nederlandse landbouw op allerlei ecologische grenzen botst. Met de enorme uitstoot van broeikasgassen en stikstof, de lozing van nitraat, fosfaat en chemische bestrijdingsmiddelen en de toegenomen kans op zoönosen die op mensen overslaan, is de huidige manier van produceren niet meer te handhaven.

We importeren nu miljoenen tonnen aan veevoer om vervolgens zestig procent van het vlees te exporteren. Ons land blijft met de schadelijke gevolgen achter. De akkerbouw produceert veevoer op plekken waar mensenvoedsel verbouwd kan worden en vernietigt de grond met zware machines en chemische bestrijdingsmiddelen. Het platteland is op veel plekken een groene woestijn geworden met nauwelijks insecten en steeds minder vogels.

De inkrimping van de veestapel is geen doel op zich, maar het zou het oplossen van de milieuproblemen waar Nederland al decennia mee kampt en die steeds nadrukkelijk op de voorgrond treden, wel een stuk eenvoudiger maken. Over de hele linie is een systeemverandering nodig, waarbij onder meer de intensieve, niet grondgebonden veehouderij grotendeels verdwijnt, voedsel voor mensen daar verbouwd wordt waar de bodem van nature geschikt is en veel grond aan de natuur wordt teruggegeven.

Natuurlijk weet niemand hoe dit circulaire systeem er precies uit gaat zien. Hoe industrieel wordt het bijvoorbeeld? Zorgen bacteriënkwekerijen voor onze proteïnen? En inderdaad moeten we kijken hoe de huidige agrariërs daar een plek in krijgen. Als natuur- en waterbeheerder? Maar de tijd dringt. Zowel de klimaatdoelen van de Nederlandse staat als de Europese milieurichtlijnen vragen om snelle actie. Het is te hopen dat het komende rapport van Johan Remkes een aanzet geeft voor zo’n integrale aanpak.

Adblock test (Why?)


Vervuilde vennen en boerende koeien – De Groene Amsterdammer - De Groene Amsterdammer
Read More

No comments:

Post a Comment

Krijg de pokken, zou ik bijna willen roepen - Telegraaf.nl

[unable to retrieve full-text content] Krijg de pokken, zou ik bijna willen roepen    Telegraaf.nl Een 'individuele keuze' over v...