Rechercher dans ce blog

Wednesday, May 3, 2023

Zij schreef een ontluisterend eerlijk boek over haar fatale ziekte: 'Ik bleef vechten' - Parool.nl

Na de diagnose ongeneeslijke darmkanker besloot Hiske Dibbets (56) een boek te schrijven om greep te krijgen op een ongrijpbare ziekte. Niet zozeer om anderen te troosten, maar vooral voor zichzelf. ‘Het is heel moeilijk om te leven met het besef dat je geen toekomst meer hebt.’

Vera Spaans

Hiske Dibbets denkt in maanden. Eén, misschien twee maanden heeft ze nog nodig om het boek af te maken waar ze jaren geleden mee was gestopt. Die paar maanden, die heeft ze zeker nog – denkt ze nu. Alles hangt af van de scan die ze net heeft laten maken. Als die mis is, en dat verwacht ze, is ze uitbehandeld. Ze weet niet hoelang ze dan nog leeft. In elk geval kunnen de artsen dan niets meer voor haar doen: nog geen drie jaar nadat ze zich voor het eerst in het ziekenhuis had gemeld met darmklachten en nog geen week later de diagnose darmkanker had gekregen. Ongeneeslijk.

Ze schreef er een boek over, Niet niks, dat woensdag 3 mei verschijnt. Het is haar eerste non-fictieboek, eerder publiceerde ze twee romans en een verhalenbundel bij uitgeverij Prometheus. Daar was ze ook jarenlang verantwoordelijk voor de beoordeling van de slush pile, de schier eindeloze stroom aan spontaan opgestuurde manuscripten die zelden voorbij de brievenbus komen. “Daar kwamen ook altijd ziektegeschiedenissen voorbij,” zegt Dibbets. “En dat waren niet noodzakelijkerwijs de beste boeken. Niet gek, ook, want een ziekte overkómt je – je mist als het ware een actieve hoofdrolspeler. Maar ik dacht: ik ga laten zien dat je er wel een mooi boek over kunt schrijven.”

Paniek, ellende en onmacht

Dibbets is thuis, in haar bovenwoning aan het Sarphatipark, waar twee Burmese katten in de zonnige vensterbank liggen. We hebben afgesproken om elf uur, want tussen elf en drie voelt ze zich het best. Ze voelt zich sowieso goed, op het moment, vertelt ze. Maar ze heeft uitzaaiingen in haar longen en haar lever. Als ze hoest, voelt ze een weerstand die ze eerst niet voelde, en dat is beangstigend. “Eerst had ik vooral last van bijwerkingen, nu begint de ziekte zelf erin te hakken. En niemand weet hoe snel dat gaat.”

Na haar eerste, loodzware, chemokuur begon ze aan het schrijven van het boek. Vooral om zichzelf af te leiden, en om haar verhaal te vertellen. “Wat ik meemaakte, was zo groots en verdrietig en afgrijselijk, en zo anders dan alles wat ik ervoor had meegemaakt, dat ik dat domweg voor mezelf op een rijtje wilde zetten. Ik had het gevoel dat niemand begreep waar ik doorheen ging. Je kúnt daar ook niet de hele dag over praten, want dan worden mensen gek van je. Bovendien kon ik mijn gevoelens veel beter verwoorden op papier.”

Het is een rauw boek geworden: soepel geschreven, maar ontluisterend eerlijk. Dibbets beschrijft de paniek na de diagnose, de ellende van alle bijwerkingen, de onmacht van haar eerste artsen om de juiste toon aan te slaan. Ze doet geen poging haar ziekte van een silver lining te voorzien. Op een gegeven moment schrijft ze: ‘Nu was het mijn doel geworden om mijn leven te rekken, al moest ik daarvoor tot het eind der tijden in een chemokuur.’ “Dat is het allermoeilijkste,” zegt Dibbets nu. “Mijn ouders, mijn man, mijn kind – zelfs mijn kat gaat me overleven.”

Niet niks, kortom, is wellicht geen boek voor als je iemand een hart onder de riem wilt steken. Er is geen troost of berusting – wel herkenbaarheid, ongetwijfeld; dat het boek nu in de winkel ligt, ziet Dibbets vooral als een bijkomstigheid. Ze lacht. “Jammer dan, zou ik haast willen zeggen. Als iedereen straks gaat roepen: o, god, het zoveelste boek over kanker, dan is dat maar zo. Dat interesseert me helemaal niets. Ik heb het boek niet geschreven voor anderen, om hen er troost uit te laten putten of zo. Ik hoop wel dat mensen straks iets beter snappen wat zo’n ziekte inhoudt. Het is heel erg moeilijk om te leven met het besef dat je geen toekomst meer hebt. Ik bleef maar vechten: tegen die diagnose, tegen mezelf. Je vecht om op de been te blijven.”

Dominostenen

Misschien is het ook een kwestie van persoonlijkheid, zegt ze erachteraan. Er zullen vast mensen onverwoestbaar positief blijven. Maar zij was zelf óók zo’n eeuwige optimist, ze dacht altijd dat alles goed zou komen. Tot deze diagnose kwam, en haar hoofd veel sterker met haar lichaam verbonden bleek te zijn dan ze dacht. “Toen ik hoorde dat ik ziek was, ging het geestelijk ook veel minder goed met mij.”

Ze had een baan als communicatieadviseur, maar heeft na de diagnose geen dag meer gewerkt. Ze ging direct aan de chemo, en voor ze daar enigszins van was opgekrabbeld, was ze acht maanden verder. Haar hele lijf was kapot, ze was twintig kilo afgevallen. Haar werk had elke betekenis verloren.

Haar collega’s komen regelmatig langs, een officieel afscheid is er nooit gekomen. “Dat is veel te emotioneel. In mijn beleving is mijn werk het kasteel van Doornroosje: iedereen slaapt er. Als ik er nu zou komen, zou iedereen roepen: o wat hebben we je gemist, wat erg voor je. Ik zou er als een wrak vandaan komen. Onderschat de impact van zo’n diagnose niet: de eerste dominosteen die valt is als je te horen krijgt dat je ongeneeslijk ziek ben. De tweede is je werk. Doordat je niet meer werkt, valt een deel van je sociale leven weg, van je identiteit. Dat is een knal voor je eigenwaarde. En dat gesprek dat ik straks krijg over mijn laatste scan, is ongetwijfeld wéér een dominosteen die valt. En dat houdt niet op.”

Macht

Dit boek, zegt ze, is niet per se een poging weer een steentje overeind te zetten. “Ik wilde gewoon uitleggen wat me overkomen was. En ik heb zo veel mooie herinneringen, die zijn straks ook allemaal weg. Dus dit was ook een poging het familiealbum te redden.”

Zo schrijft ze over haar relatie met haar vader, de beroemde kunstenaar Jan Dibbets. Lange tijd waren ze van elkaar vervreemd geraakt, nu spreken ze elkaar weer elke dag. En de ziekte heeft haar weer, na vijftien jaar pauze, aan het schrijven gekregen. “Ik zou rond mijn zestigste met vervroegd pensioen gaan, en daarna zou ik al die boeken gaan schrijven die ik niet had geschreven. Dat hele rare inhaalscenario stortte met die diagnose in een keer in elkaar.”

Met het schrijven, stelt ze vast, heeft ze vooral iets van greep op de zaak teruggekregen. Dat is maar schijn, haast ze zich erbij te zeggen, maar toch. “Die ziekte overkomt je, dus je probeert er voortdurend vat op te krijgen. Maar dat lukt je niet, want die ziekte is volkomen grillig. Je bent afhankelijk van medische uitslagen waar je geen invloed op hebt. Door het schrijven kon ik er vorm aan geven. Het verhaal lag weer in mijn handen. In dit boek staan iets van 45.000 woorden, maar ik heb er minstens zoveel geschrapt: allerlei medische gesprekken die ik bij nader inzien te saai vond voor het boek. Die macht gaf mij een enorm gevoel van voldoening.”

Hiske Dibbets: Niet niks. Uitgeverij Balans, €21,99.

Wie is Hiske Dibbets?

Hiske Dibbets werkte tot aan haar diagnose als communicatieadviseur en persvoorlichter bij een instelling voor forensische psychiatrie. Daarvoor was ze freelancejournalist voor onder meer HP/De Tijd en Moscow Magazine. Ook schreef ze een verhalenbundel, Droomkeuken (2006), en twee romans: De honger (2002) en De gifmengster (2006). Ze heeft een man en een volwassen dochter.

Adblock test (Why?)


Zij schreef een ontluisterend eerlijk boek over haar fatale ziekte: 'Ik bleef vechten' - Parool.nl
Read More

No comments:

Post a Comment

Krijg de pokken, zou ik bijna willen roepen - Telegraaf.nl

[unable to retrieve full-text content] Krijg de pokken, zou ik bijna willen roepen    Telegraaf.nl Een 'individuele keuze' over v...