Ik ben nog maar net onderweg als ik een groepje meiden van een jaar of achttien passeer. Type Victoria’s Secret-model, inclusief minuscule bikini. Ik weet dat ik nu oud klink, maar wat zijn die dingen tegenwoordig klein, hè? En zo hoog opgesneden! Ik vind het prachtig, maar zou niet durven bewegen uit angst voor een schaamlipgate. En hoe krijgen ze de boel eigenlijk zo perfect haarvrij, zonder bultjes?
Goed, ik dwaal af. Terwijl ik langs het groepje loop, zie ik verderop twee meiden staan die hen ook hebben opgemerkt. De twee zijn minder fancy gekleed en flink stevig gebouwd, maar minstens zo mooi als de andere meiden. Waarschijnlijk zou de meeste mensen niets aan hen opvallen, maar ik herken het gefriemel aan hun handdoek en de bijna bange blik in hun ogen direct. Precies zo stond ik jaren geleden in Lloret de Mar.
Steen in mijn maag
Een terrasje heb ik inmiddels gevonden en terwijl ik een glas ijskoud water achterover klok, denk terug aan mijn eerste en laatste ‘feestvakantie’. Ik was een jaar of zeventien en ging met een vriendin negen dagen naar Lloret de Mar om op het strand te bakken, lekker te eten en vooral om ‘s avonds helemaal los te gaan. Zo’n vakantie hoort er toch een beetje bij op die leeftijd.
Weken voor het zover was, had ik al een steen in mijn maag. Begrijp me niet verkeerd, ik had er enorm veel zin om tijd door te brengen met mijn vriendin, maar zag er tegelijkertijd als een berg tegenop om in mijn bikini rond te lopen en uit te gaan in jurkjes en korte broeken. Van de verhalen die ik had gehoord, zoende iedereen tijdens dat soort vakanties met iedereen. Maar wat als niemand mij wilde zoenen?
Geen aandacht trekken
De vakantie verliep niet zoals ik had verwacht. Mijn vriendin kreeg al op de tweede dag zo’n enorme heimwee dat ze er fysieke klachten door kreeg. ‘s Avonds de hort op en feesten tot de zon opkomt, ging hem daarom niet worden - wat me stiekem wel goed uitkwam. Naar het strand gaan, lukte vaak nog wel.
Ik deed er alles aan om het mezelf daar zo makkelijk mogelijk te maken. Zo overtuigde ik haar ervan dat het veel leuker was op het wat rustigere strand en wilde ik zo dicht mogelijk bij het water liggen. Zogenaamd omdat ik de zee dan goed kon horen, maar eigenlijk was het een truc om zo min mogelijk de aandacht te trekken als ik van en naar het water liep.
Vetrolletje meer of minder
Als ik terugdenk aan hoe ik vroeger in het leven stond - en vooral hoe ik naar mijzelf keek - baal ik als een stekker. Ik heb zoveel kansen laten liggen en leuke momenten laten verpesten door mijn onzekerheden. Praten erover deed ik niet, want ik schaamde me ook nog eens voor het feit dat ik me schaamde (vat jij ‘m nog?). Achteraf gezien zou ik willen dat ik toen wist wat ik nu weet: het maakt geen hol uit wat anderen van je vinden en je lijf is niet veel meer dan een omhulsel.
Bij mij ging om mijn gewicht, een ander is onzeker over pukkels, scheve tanden, overmatige haargroei, zweten of noem maar op... Werkelijk iedereen die je tegenkomt, heeft wel iets. En juist daarom heeft het geen enkel nut om er ook maar één dag door te laten verpesten. Wie je bent aan de binnenkant, is zoveel belangrijker dan hoe je eruit ziet aan de buitenkant. Die pukkels of vetrollen overleven we wel - je bent pas echt de lul als je een lelijke persoonlijkheid hebt.
Weer zeventien
De afgelopen jaren heb ik weleens gezegd dat ik weer zeventien zou willen zijn: geen verantwoordelijkheden, werken puur omdat ik het leuk vind en niet om de huur te kunnen betalen en nog meer dan genoeg tijd om volwassen te worden. Maar nu ik er eens goed over nadenk, zou ik mijn dertigjarige ik voor geen goud willen ruilen voor dat onzekere meisje van toen.
Vaak hebben we het alleen over de negatieve kanten van ouder worden, maar als ik dan één positief ding mag noemen, dan is het dat ik me ieder jaar zekerder voel over wie ik ben en hoe ik eruit zie. Met die gedachte in mijn hoofd maakte ik plannen voor mijn vrije avond in Chersonissos. Even goed losgaan op je negenentwintigste kan nog prima, toch? Ik heb wat in te halen.
Wereldwijd komt het steeds vaker voor dat mensen ziek worden door bacteriën die resistent zijn tegen antibiotica. Antibiotica werken dan niet meer. „In Nederland is dat probleem minder groot dan in veel andere landen. Wel blijft het voor Nederland belangrijk om scherp te blijven”, stelt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Tijdens de coronapandemie in 2020 en vorig jaar gingen minder mensen naar de huisarts. Huisartsen schreven in deze periode 10 procent minder antibiotica voor. Het gezondheidsinstituut stelt ook vast dat er sinds het begin van de pandemie minder uitbraken door resistente bacteriën in ziekenhuizen en verpleeghuizen zijn geweest.
Wereldwijd komt het steeds vaker voor dat mensen ziek worden door bacteriën die resistent zijn tegen antibiotica. Antibiotica werken dan niet meer. „In Nederland is dat probleem minder groot dan in veel andere landen. Wel blijft het voor Nederland belangrijk om scherp te blijven”, stelt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Tijdens de coronapandemie in 2020 en vorig jaar gingen minder mensen naar de huisarts. Huisartsen schreven in deze periode 10 procent minder antibiotica voor. Het gezondheidsinstituut stelt ook vast dat er sinds het begin van de pandemie minder uitbraken door resistente bacteriën in ziekenhuizen en verpleeghuizen zijn geweest.
Het apenpokkenvirus is in Nederland voor het eerst bij een kind vastgesteld. Het gaat om een kind in de basisschoolleeftijd, zegt een woordvoerder van het RIVM.
Hoe het kind het virus heeft opgelopen, is nog niet bekend. "Gezien de symptomen is er in ieder geval geen vermoeden van misbruik", aldus de zegsvrouw. "Er is bron- en contactonderzoek uitgevoerd en betrokkenen zijn geïnformeerd."
Het RIVM laat aan NU.nl weten dat kinderen die direct contact hebben gehad met iemand die positief op het apenpokkenvirus is getest of bij diegene in de buurt zijn geweest, nu het advies krijgen om afstand te houden.
Als afstand houden niet lukt, adviseert het RIVM om mondmaskers te dragen. "Naar school gaan kan, maar wees voorzichtig", zegt een woordvoerder.
In totaal 257 gevallen apenpokken in Nederland
Inmiddels is bij 257 mensen in Nederland apenpokken vastgesteld, 46 meer dan afgelopen vrijdag. Op dit kind na, gaat het in alle gevallen om mannen die seks hebben met mannen.
Wie apenpokken oploopt, kan last krijgen van koorts, hoofdpijn, spierpijn en algehele malaise. Na een aantal dagen ontstaat uitslag met blaasjes op de huid. Meestal worden mensen niet heel erg ziek van een infectie.
Quarantaineadvies is vervallen
Vrijdag liet minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid) weten dat mensen die direct contact hebben gehad met iemand die positief op het apenpokkenvirus is getest of bij diegene in de buurt zijn geweest, niet meer drie weken in quarantaine hoeven. Wel krijgen zij het "strikte advies" om af te zien van seksueel contact en te zorgen voor een goede hygiëne. Het advies om drie weken in isolatie te gaan bij een besmetting blijft wel gelden.
Gezondheidsorganisatie WHO zei zondag dat de verspreiding van het apenpokkenvirus geen noodsituatie van internationaal belang is. De gezondheidsorganisatie baseerde zich op een advies van een deelcommissie, die de verspreiding van het virus heeft onderzocht.
Het apenpokkenvirus is in Nederland voor het eerst bij een kind vastgesteld. Het gaat om een kind in de basisschoolleeftijd, zegt een woordvoerder van het RIVM.
Hoe het kind het virus heeft opgelopen, is nog niet bekend. "Gezien de symptomen is er in ieder geval geen vermoeden van misbruik", aldus de zegsvrouw. "Er is bron- en contactonderzoek uitgevoerd en betrokkenen zijn geïnformeerd."
Het RIVM laat aan NU.nl weten dat kinderen die direct contact hebben gehad met iemand die positief op het apenpokkenvirus is getest of bij diegene in de buurt zijn geweest, nu het advies krijgen om afstand te houden.
Als afstand houden niet lukt, adviseert het RIVM om mondmaskers te dragen. "Naar school gaan kan, maar wees voorzichtig", zegt een woordvoerder.
In totaal 257 gevallen apenpokken in Nederland
Inmiddels is bij 257 mensen in Nederland apenpokken vastgesteld, 46 meer dan afgelopen vrijdag. Op dit kind na, gaat het in alle gevallen om mannen die seks hebben met mannen.
Wie apenpokken oploopt, kan last krijgen van koorts, hoofdpijn, spierpijn en algehele malaise. Na een aantal dagen ontstaat uitslag met blaasjes op de huid. Meestal worden mensen niet heel erg ziek van een infectie.
Quarantaineadvies is vervallen
Vrijdag liet minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid) weten dat mensen die direct contact hebben gehad met iemand die positief op het apenpokkenvirus is getest of bij diegene in de buurt zijn geweest, niet meer drie weken in quarantaine hoeven. Wel krijgen zij het "strikte advies" om af te zien van seksueel contact en te zorgen voor een goede hygiëne. Het advies om drie weken in isolatie te gaan bij een besmetting blijft wel gelden.
Gezondheidsorganisatie WHO zei zondag dat de verspreiding van het apenpokkenvirus geen noodsituatie van internationaal belang is. De gezondheidsorganisatie baseerde zich op een advies van een deelcommissie, die de verspreiding van het virus heeft onderzocht.
„Met de jaren gaat de boel in het gezicht inderdaad meer ’hangen’, dat is een logisch gevolg, want de huidverslapping zet in en de collageenvorming neemt af en dat geeft juist extra volume aan het gezicht. Maar het blijft hoe dan ook hinderlijk om die verslapte, onflatteuze onderkin aan te moeten zien, want het is uiteindelijk een vetophoping onderaan de kin die vooral van opzij (en profiel) goed zichtbaar is.
Make-up
„Je kunt het wel een beetje verdoezelen met hogere kragen, sjaaltjes en eventueel een coltrui in de winter of lange oorbellen maar dat blijven natuurlijk lapmiddelen. Door middel van oefeningen, afvallen (vaak is het ook opghoopt vet en verdwijnt het na een paar kilo afvallen, hoera!) en eventueel een operatie kan er wel wat aan gedaan worden, maar die keus is natuurlijk voor iedere persoon weer anders. Ook met make-up zijn er wel wat trucjes uit te proberen. Hoe lichter de huid is bijvoorbeeld, hoe meer de kin opvalt dus het is zaak om de huid bij de kin iets donkerder te maken. Dat kun je doen door met schaduwen te werken door poeder aan te brengen in twee keer donkerder tinten dan normaal. Breng dit losjes aan met een kwast naar de kaaklijn toe.”
Kou/bevriezing
„Ga je voor de rigoureuze aanpak en ben je niet bang van een operatie of behandeling, dan is een halslift, liposuctie, cryolipolyse, lipolyse of de Kybella-behandeling een optie. De halslift is eigenlijk de ouderwetse lifttechniek van vroeger bij de plastisch chirurg waarbij er een sneetje achter de oren wordt gemaakt en de huid wordt opgetrokken. Eventueel kan er gelijktijdig wat vet worden weggesneden rondom de kin. Intussen is daar de optie van liposuctie bijgekomen waarbij er plaatselijk vet wordt weggezogen. Cryolipolyse/CoolSculpting is het verwijderen van vet door middel van kou/bevriezing en vooral ideaal als de vetophoping niet al te veel is. Soms zijn er meerdere behandelingen hiervoor nodig. Met Lipolyse wordt hetzelfde vet met laserstralen weggehaald. Kybella tot slot is een behandeling waarbij het vet in de onderkin wordt weggehaald, een alternatief voor liposuctie en het is vergelijkbaar met botox. Injecties met deoxycholzuur worden ingespoten en die moeten de vetcellen doen verdwijnen na zo’n 2-6 behandelingen.”
Peeling
„Voor wie geen zin heeft in een operatie of dure behandelingen zijn er ook nog andere opties die het proberen waard zijn. Zo is het belangrijk om net als het gezicht, ook de kin mee te nemen in het beauty-ritueel. Zorg er dus voor dat dit lichaamsdeel ook goed gehydrateerd wordt, want dit wordt nogal eens overgeslagen. Gebruik hier ook een peeling of een scrub om de huid lekker glad te houden. Er zijn zelfs speciale kin- en decolleté crèmes die hun werk hiervoor doen.”
Aardbei
„Een bindweefselmassage bij een specialist is ook een absolute aanrader. Zelf ga ik meestal naar mijn Poolse vriendin Agnieszka Kadula, een schoonheidsspecialiste die hierin gespecialiseerd is en met haar stevige bindweefselmassage wonderen kan verrichten. Ze is intussen zo bekend dat ze enorme wachtlijsten heeft, maar gelukkig geeft ze ook cursussen aan collega’s die ook diezelfde techniek toepassen. De eerste keer dat ik bij haar op de behandeltafel lag herinner ik me nog maar al te goed. Ze begon rustig bij het gezicht en pakte me steeds steviger aan om de ’verklevingen’ onderhuids aan te pakken. De kinzone was het ergste, het voelde alsof ze me kneep en ik moest mezelf echt dwingen om niet van de behandeltafel af te stappen. Maar… na de behandeling zie ik eruit als een aardbei, knalrood en totaal verhit. Ik dacht aanvankelijk dat het nooit meer goed zou komen maar intussen weet ik dat de roodheid na een paar uur verdwenen is. En wat nog belangrijker is: na een dag of drie krijg ik overal complimenten over dat ik er zo goed uit zie. Dat is blijkbaar het moment dat mijn collageen zichzelf weer heeft hervonden en is aangewakkerd waardoor ik als vanzelf een mooie glow maar ook een stevige huid krijg. Geen wonder toch dat ik al jaren zweer bij deze stevige bindweefselmassagetechniek die ik overigens ook meerdere keren per jaar bij Hannah schoonheidsspecialisten onderga, want die weten ook precies hoe dat moet.”
Tennisbal
Gelukkig zijn er ook volop ’thuisoefeningen’ onder de noemer baat het niet, dan schaadt het niet. De een boekt er wat meer resultaat mee dan de ander, maar het is zeker het proberen waard. Probeer eens te lachen met je tong tegen je gehemelte aan (ook een prima truc bij het maken van een foto en in plaats van het uitspreken van de groene broccoliiiiiii). Daarbij is wellicht ook de aanschaf van de kin afslankband het uitproberen waard, want die geeft allerlei elektronische pulsen waardoor de spieren onderkin worden gestimuleerd. Een onderkin work-out kun je doen door regelmatig (bij voorkeur dagelijks) oefeningen uit te voeren zoals de punt van de tong tegen de ondertanden te zetten, de onderlip over de bovenlip te trekken (voel de spanning) of de tong meerdere keren zover mogelijk uit te steken. Stevig kauwgom kauwen kan ook helpen, want zowel kin als kaken hebben dan nogal wat te kauwen. Kin op de borst drukken, even vasthouden en dan weer opkijken is ook een optie. Met een tennisbal tussen nek en kin balanceren is ook nog een variant. Steek de kaak naar voren en gooi het hoofd naar achteren, totdat je flink wat spanning voelt. Kleine tikjes geven met de vlakke hand tegen de onderkant van de kin is ook nog een extra oefening.”
OPROEP!
Heb je ook een prangende modevraag waarop je dolgraag een antwoord zou willen weten? Bijvoorbeeld hoe je voor bepaalde kleuren kiest, waar je met maat 42 schoen als vrouw terecht kunt of welke materialen superstretch zijn… Stuur dan een mail naark.querfurth@telegraaf.nlen wie weet komt jouw vraag aan bod in de volgende Kims Kwestie.
Er moet een landelijke aanpak komen, waarmee eetstoornissen eerder herkend en behandeld kunnen worden. Dat schrijft de Gezondheidsraad in een advies aan het ministerie van Volksgezondheid.
Volgens de raad is er op dit moment weinig kennis in de samenleving over bijvoorbeeld het vroeg herkennen van eetstoornissen en ook is er beperkt zicht op het aantal patiënten.
Vier eetstoornissen
Voor het advies is onder meer wetenschappelijke literatuur bekeken en sprak de raad met deskundigen en organisaties over vier aandoeningen: anorexia nervosa, boulimia nervosa, eetbuistoornis en voedselinnamestoornis ARFID.
De eerste drie stoornissen komen het vaakst voor bij vrouwen tussen de 15 en 30 jaar. ARFID wordt meestal bij kinderen op zeer jonge leeftijd gezien.
Vroeg signaleren is 'essentieel'
De Gezondheidsraad benadrukt dat vroege herkenning en behandeling van een eetstoornis "essentieel" is, omdat de prognose dan gunstiger is en het herstel sneller verloopt. "De eetstoornis is dan minder ernstig en de ziektelast voor de jongere en omgeving lager", schrijft de raad.
Nu duurt het gemiddeld vier jaar voordat een jongere met een eetstoornis passende hulp krijgt. Om die periode te verkorten, stelt de raad voor om te investeren in meer kennis. Zo zou er een landelijk registratiesysteem moeten komen, om op die manier beter zicht te krijgen op het aantal patiënten en dus de omvang en ernst van de problematiek.
Stevige onderzoeksagenda
Wat betreft het voorkomen van eetstoornissen adviseert de raad in te zetten op het mentaal weerbaarder maken van jongeren en het vergroten van mediawijsheid, om zo jongeren minder vatbaar te maken voor bijvoorbeeld schoonheidsidealen op sociale media. Ook ouders zouden meer en beter voorgelicht moeten worden, zodat eventuele stoornissen eerder opgemerkt worden.
Verder zou er een "stevige onderzoekagenda" moeten komen, omdat er de "afgelopen tien jaar" relatief weinig vooruitgang is geboekt in inzichten hoe eetstoornissen te voorkomen en te herkennen, stelt de raad.
Er moet een landelijke aanpak komen, waarmee eetstoornissen eerder herkend en behandeld kunnen worden. Dat schrijft de Gezondheidsraad in een advies aan het ministerie van Volksgezondheid.
Volgens de raad is er op dit moment weinig kennis in de samenleving over bijvoorbeeld het vroeg herkennen van eetstoornissen en ook is er beperkt zicht op het aantal patiënten.
Vier eetstoornissen
Voor het advies is onder meer wetenschappelijke literatuur bekeken en sprak de raad met deskundigen en organisaties over vier aandoeningen: anorexia nervosa, boulimia nervosa, eetbuistoornis en voedselinnamestoornis ARFID.
De eerste drie stoornissen komen het vaakst voor bij vrouwen tussen de 15 en 30 jaar. ARFID wordt meestal bij kinderen op zeer jonge leeftijd gezien.
Vroeg signaleren is 'essentieel'
De Gezondheidsraad benadrukt dat vroege herkenning en behandeling van een eetstoornis "essentieel" is, omdat de prognose dan gunstiger is en het herstel sneller verloopt. "De eetstoornis is dan minder ernstig en de ziektelast voor de jongere en omgeving lager", schrijft de raad.
Nu duurt het gemiddeld vier jaar voordat een jongere met een eetstoornis passende hulp krijgt. Om die periode te verkorten, stelt de raad voor om te investeren in meer kennis. Zo zou er een landelijk registratiesysteem moeten komen, om op die manier beter zicht te krijgen op het aantal patiënten en dus de omvang en ernst van de problematiek.
Stevige onderzoeksagenda
Wat betreft het voorkomen van eetstoornissen adviseert de raad in te zetten op het mentaal weerbaarder maken van jongeren en het vergroten van mediawijsheid, om zo jongeren minder vatbaar te maken voor bijvoorbeeld schoonheidsidealen op sociale media. Ook ouders zouden meer en beter voorgelicht moeten worden, zodat eventuele stoornissen eerder opgemerkt worden.
Verder zou er een "stevige onderzoekagenda" moeten komen, omdat er de "afgelopen tien jaar" relatief weinig vooruitgang is geboekt in inzichten hoe eetstoornissen te voorkomen en te herkennen, stelt de raad.
’Zoon Justin (14) mag kiezen waar hij naartoe wil’
Amsterdam -Je kunt pech hebben in het leven, maar sommigen hebben superpech. De 50-jarige Harjo Schuite heeft al vier herseninfarcten, een hersenbloeding, een hartinfarct én een tia gehad. Tot overmaat van ramp heeft zijn vrouw Mariska (50) eind vorig jaar te horen gekregen dat ze ongeneeslijk ziek is. „We leven allebei in extra tijd”, zegt Harjo.
Vitamine D is iets wat we allemaal nodig hebben. Het is één van de belangrijkste, meest essentiële vitamines. Zo is het goed voor sterke botten en tanden, spieren en voor je immuunsysteem. Daarnaast is het belangrijk voor de werking van nieren en bijschildklier, en komt het de groei van een baby (bij zwangere vrouwen) ten goede. Kortom, ons lichaam kan niet zonder.
Zo krijg je het binnen
Het grootste deel van vitamine D maken we door blootstelling aan de zon aan. Wanneer de zon op je huid schijnt, maakt je huid vitamine D aan. Dat gebeurt ook als het overdag bewolkt is. Tussen 11:00 en 15:00 zijn de UV-stralen het sterkst en maak je dus ook meer vitamine D aan.
Daarnaast zit er een kleine hoeveelheid vitamine D in bepaalde voeding:
vette vis
visolie
rundvlees
kaas
eieren
margarine / halvarine
sommige bak- of braadoliën
flesvoeding voor baby’s
In verband met het zonlicht raden experts aan om tussen 11:00 en 15:00 minimaal een half uur naar buiten te gaan. Ook wanneer het bewolkt is. Liefst wel met een beschermde huid (lees: zonnebrandcrème).
Herken een vitamine D-tekort
Er zijn verschillende situaties waarin iemand te weinig vitamine D aanmaakt. Zo maken mensen met een donkere of getinte huid minder vitamine D aan, maar ook mensen die op leeftijd zijn. Verder maak je minder aan als je niet elke dag naar buiten gaat of als je altijd huidbedekking draagt, als de zon minder sterk is (zoals in de winter) en als je te weinig producten eet waar vitamine D inzit. Dat laatste is overigens de minst belangrijke oorzaak van een tekort.
Er zijn een aantal gevolgen die kunnen ontstaan wanneer iemand te weinig vitamine D binnenkrijgt. Weet dat het tekort wel best veel moet zijn, voordat je klachten krijgt. Kom je dus een keer één dag niet buiten, dan is dat niet gelijk iets om je zorgen over te maken.
Bij een tekort aan vitamine D kan er bij kinderen rachitis of Engelse ziekte ontstaan. Deze kinderen zijn vaak kleiner, hebben slappere spieren, krijgen kromme scheenbenen, een uitstekend voorhoofd en/of knobbels langs de ribben.
Bij volwassenen en ouderen kan bij een tekort aan vitamine D onder andere vermoeidheid en osteomalacie ontstaan. Dit betekent dat de botten zachter en dus zwakker worden. Hierdoor kun je bot- en spierpijn krijgen in de bovenbenen en heupen. Daarvan kun je moeilijker opstaan en lopen wat betekent dat je sneller je botten breekt.
Wanneer vitamine D-supplementen bijslikken
Vitamine D bijslikken (of druppelen, nog beter!) is iets waarvan veel mensen denken dat het alleen in de winter nodig is. Dit klopt alleen niet en niet voor iedereen. Hieronder vind je een lijstje voor wie vitamine D zelfs in de zomer een dikke aanrader is:
Als je een donkere of getinte huid hebt, krijg je het advies om op elke leeftijd elke dag een vitamine D-pil in te nemen. Ook als je zwanger bent.
Wanneer je zwanger bent, is het verstandig om voor de groei van je kindje elke dag vitamine D te slikken.
Vrouwen ouder dan 50 en mannen ouder dan 70 worden aangeraden om elke dag een vitamine D-pil te nemen.
Wanneer je veel binnen zit, is het verstandig om je lichaam met wat extra vitamine D een handje te helpen
Ook als je wel buiten komt, maar altijd de huid bedekt hebt, krijg je het advies om elke dag een vitamine D-supplement te nemen.
En tot slot, het wordt geadviseerd om een kind tot 4 jaar extra vitamine D te geven.
Voor bijna iedereen geldt dat een pilletje van 10 microgram (mcg) voldoende is. Voor mensen ouder dan 70 gaat de hoeveelheid omhoog naar 20 mcg.
Waar vind ik vitamine D
Vitamine D-supplementen zijn zonder recept bij de apotheek en de drogist verkrijgbaar. Daar kun je de vitamine in druppels, capsules of tabletten halen. Extra advies nodig over wat voor jou de juiste hoeveelheid vitamine D is, dan is het verstandig om de huisarts of apotheker te raadplegen.
De WHO baseert zich op het advies van een deelcommissie die donderdag op verzoek van de WHO-baas bijeen kwam om zich over de kwestie te buigen. De WHO-commissie ziet op dit moment geen reden voor de hoogste alarmfase. Wel tekende de commissie aan dat de huidige verspreiding van het virus blijvende aandacht vereist. Over een paar weken zou de situatie daarom opnieuw bekeken moeten worden.
De apenpokkenuitbraak zal naar verwachting van experts geenszins vergelijkbaar worden met de coronapandemie. Wel bestaat de vrees onder deskundigen dat de apenpokken in Europa endemisch kunnen worden, wat betekent dat het permanent aanwezig blijft onder de bevolking.
Sinds mei zijn er 3040 gevallen gemeld bij de WHO, uit 47 landen. De meeste besmettingen vinden op dit moment plaats in Europa. Vooral mannen die seks hebben met mannen, vaak in een stedelijke omgeving, raken besmet met het virus, aldus de WHO-deelcommissie. Er is tot nu toe een persoon overleden aan het virus. Het ging om iemand met een verzwakt immuunsysteem.
Een aantal scenario’s zou aanleiding kunnen geven de status te veranderen, bijvoorbeeld als de verspreiding van het virus zich versnelt in de huidige populatie of als het virus zich naar nieuwe groepen uitbreidt. Ook als er significante groei plaatsvindt in nieuwe landen, of als geïnfecteerden plotseling veel zieker worden, zou dat reden kunnen zijn de huidige alarmstatus te verhogen.
Aantal besmettingen in Nederland
Het apenpokkenvirus is in Nederland bij 211 mensen vastgesteld. Dat aantal stijgt de laatste tijd iets sneller, maar dat wil niet per se zeggen dat het virus zich sneller verspreidt. Dat komt door de zogeheten incubatietijd, de tijd tussen besmetting en de eerste klachten. Die periode kan 5 tot 21 dagen duren. Dat betekent dat mensen die nu positief testen misschien eerder besmet zijn geraakt dan mensen die vorige week te horen hebben gekregen dat ze het virus bij zich dragen.
Dat het apenpokkenvirus zich in ons land kan verspreiden komt mede doordat het Nederlandse vaccinatieprogramma tegen de ‘gewone’ pokken in de jaren zeventig werd stopgezet. Wie voor 1974 is geboren, en dus het vaccin wel heeft gekregen, geniet nog bescherming tegen het apenpokkenvirus. Wie daarna is geboren niet.
Bij de GGD in de stad zijn 141 besmettingen met apenpokken bekend. Dat blijkt uit een brief van wethouder Shula Rijxman (Publieke Gezondheid en Preventie).
Er is sprake van een 'stijgende lijn' van het aantal besmettingen. Dat komt volgens Rijxman omdat de tijd die verstrijkt tussen de besmetting en de eerste symptomen van de ziekte met een tot drie weken relatief lang is. "Het gaat hier duidelijk niet om een exponentiële groei, waar bij corona wel sprake van was", stelt de wethouder.
Tot gisteren zijn er 238 mensen getest. In 141 van die gevallen ging het dus inderdaad om een besmetting met het apenpokkenvirus. 140 keer ging het om mannen die seks hebben met mannen, op een uitzondering na. "Recent is er een besmetting vastgesteld, die afwijkt van deze trend", schrijft Rijxman.
Om nieuwe besmettingen te voorkomen is er naast de mogelijkheid tot testen, diagnose en bron- en contactonderzoek ook met voorlichting gestart. Zo zijn er posters in horecazaken en op sekslocaties opgehangen en zijn in de datingapps GrindR en Hornet meldingen over apenpokken te zien.
"Voor zo ver nu bekend is een besmetting met het virus voor de meeste mensen niet gevaarlijk, maar is het wel erg vervelend", schrijft Rijxman. "De verschijnselen lijken op die van een besmetting met pokken, maar verloopt in het algemeen veel milder. Een infectie met het monkeypoxvirus leidt onder andere tot (uitgebreide) huidafwijkingen, jeuk en pijnlijke opzetting van lymfeklieren."
Ze raadt Amsterdammers met vragen en zorgen aan om de GGD te bellen.
Mensen met een zeldzame vorm van kanker hebben een geringere overlevingskans dan andere kankerpatiënten. Dit blijkt uit een onlangs verschenen studie gepubliceerd in de European Journal of Cancer en uitgevoerd door Nederlandse onderzoekers verbonden aan het Integraal Kankercentrum Nederland en verschillende academische ziekenhuizen. De auteurs keken naar cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie van de afgelopen 25 jaar.
Een type kanker wordt ‘zeldzaam’ genoemd als het bij minder dan 6 op de 100.000 mensen per jaar voorkomt. Zeldzame kankersoorten komen relatief vaker voor bij patiënten tot en met 34 jaar.
Er zijn ongeveer 260 soorten kanker en daarvan zijn er zo’n 220 zeldzaam, zegt onderzoeker Saskia Duijts, mede-auteur van het artikel: „Mensen weten vaak niet dat er zoveel verschillende soorten zeldzame kanker zijn. In totaal zijn de mensen met een zeldzame kankersoort, bij elkaar opgeteld, een grotere groep dan de groep patiënten die jaarlijks borstkanker krijgt.”
Eén op de vijf mensen met een kankerdiagnose heeft een zeldzame vorm van kanker. Het gaat jaarlijks om zo’n 23.000 mensen in Nederland, concluderen de onderzoekers.
Het meeste onderzoek wordt gedaan naar de ‘big five’: borst-, prostaat-, huid-, darm- en longkanker. Over zeldzame kankersoorten is minder bekend. Het gaat dan bijvoorbeeld om hoofd-halstumoren, hersentumoren, tumoren van de mannelijke geslachtorganen of buikvlieskanker. De overlevingskansen zijn voor deze groepen de afgelopen jaren niet of nauwelijks gestegen.
De overlevingskans (5 jaar na diagnose) bij de veel voorkomende kankers is de afgelopen 25 jaar gestegen van gemiddeld 57 procent naar 70 procent. De overlevingskans (5 jaar na diagnose) voor de zeldzame kankers blijft achter en steeg van 46 procent naar 53 procent.
Maar, zeggen de onderzoekers, het is lastig om hier harde conclusies aan te verbinden omdat het per zeldzame kankersoort om kleine aantallen patiënten gaat.
De auteurs noemen vertraging bij de diagnose en het te laat starten van een behandeling als de belangrijkste redenen waarom de overlevingskansen voor deze groep lager liggen. Het aanwijzen van expertisecentra per zeldzame kankersoort zou kunnen helpen om sneller een diagnose en een juiste behandeling te krijgen. Vanwege de kleine aantallen per specifiek tumortype is samenwerking met het buitenland nodig om meer kennis te verzamelen, zeggen de onderzoekers.
Marga Schrieks van het Patiëntenplatform Zeldzame Kankers herkent het beeld dat uit de studie naar voren komt. Ze ziet weinig vooruitgang voor de groep patiënten met een zeldzame kankersoort. Schrieks: „Uit onze peiling uit 2021 onder 2.027 respondenten blijkt dat een derde van de respondenten de verkeerde diagnose kreeg met vertraging van de behandeling tot gevolg. Patiënten komen dan in een te hoog kankerstadium in het ziekenhuis terecht waardoor zij minder kansen hebben op overleven. Er is onwetendheid bij artsen, maar soms ook schaamte bij patiënten om naar de dokter te gaan, bijvoorbeeld bij penis- en anuskanker.”
Kennis en ervaring
Schrieks is het met de onderzoekers eens dat expertisecentra bij zeldzame kankers zouden kunnen helpen. Maar dan moeten de patiënten daar wel terechtkomen, Schrieks: „Artsen lijken soms niet te weten dat er een expertisecentrum bestaat en gaan dan zelf alvast starten met een behandeling. Patiënten met een zeldzame kankersoort moeten juist behandeld worden door iemand met de meeste kennis en ervaring op dat gebied. Concentratie van de juiste zorg is hier echt nodig. Er moet centrale sturing op dit punt komen, anders blijven de overlevingskansen voor deze groep patiënten lager liggen.”
Volgens Schrieks blijft het onderzoek naar zeldzame kankers achter omdat het voor de industrie niet interessant is om onderzoek te doen naar zulke kleine groepen patiënten. Schrieks: „We roepen zowel de financiers van onderzoek als de industrie op om met ons in gesprek te gaan om hier verandering in te bewerkstelligen.”
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Hilgo Bruining Kinderen met ADHD of autisme hebben bijna altijd ook andere aandoeningen. Geen toeval, zegt hoogleraar Hilgo Bruining. „Een bepalend moment is kort voor de geboorte.”
Hilgo Bruining (50) is kinderpsychiater, maar hij begon als kinderarts en in die tijd verbaasde het hem hoe weinig aandacht er was voor het brein van kinderen met een aangeboren chronische ziekte. „Bij kinderen met taaislijmziekte bijvoorbeeld”, zegt hij, „was alles gericht op het beperken van de schade voor de longen. Dat die kinderen ook mentaal uitgeput raakten en vaak zo’n moe hoofd hadden dat ze niet meer aan leren toekwamen, daar werd niet veel mee gedaan.” Andersom viel het hem op dat kinderen zonder aangeboren ziekte de verschrikkelijkste dingen konden meemaken – ongelukken, kanker – zonder mentaal in te storten. Bruining: „Dat bracht mij op de vraag hoe veerkracht er neurobiologisch uitziet en waardoor het ene kind meer kan hebben dan het andere.”
Sinds kort is hij hoogleraar in het Amsterdam UMC, gespecialiseerd in neurobiologische ontwikkelingsstoornissen – autisme, ADHD – en in zijn rede bij de aanvaarding van zijn leerstoel zei hij dat kinderen met zo’n stoornis bijna altijd ook andere aandoeningen hebben. Epilepsie, migraine, allergieën, ontstekingen, buikpijn, stofwisselingsziekten. Geen toeval, zei hij. Die aandoeningen hangen met elkaar samen, hebben misschien wel dezelfde oorzaak.
Hij zei ook dat kinderen met ernstige ontwikkelingsstoornissen onvoldoende geholpen worden, terwijl kinderen met milde gedragsproblemen vaak te gemakkelijk een diagnose krijgen en te veel worden behandeld. In de jaren zeventig kreeg 1 op de 1.000 kinderen de diagnose autismespectrumstoornis, nu 1 op de 50 tot 100. Voor ADHD zijn de cijfers hoger.
We praten erover bij hem thuis in Amsterdam-Noord, twee dagen na zijn oratie. De tafel ligt vol cadeaus, de pakjesbezorger brengt tijdens het gesprek nog meer cadeaus. Bruining vertelt dat hij van zijn vader – kinderarts, gespecialiseerd in kinderdiabetes – leerde dat geneeskunde „een oplet-spel” is. Scherp en precies zijn. Niets als vanzelfsprekend beschouwen. Toen hij in opleiding was tot kinderpsychiater, in het UMC Utrecht, verbaasde het hem dat kinderen met gedrag- en leerproblemen allemaal zo anders waren en toch dezelfde diagnose kregen. „Of het nu zwakbegaafde kinderen waren die door hun overgevoeligheid voor prikkels hele dagen in een donkere kamer met hun hoofd tegen de muur zaten te bonken of hoogbegaafde kinderen die eigenlijk prima functioneerden, behalve in het sociale contact – allemaal autismespectrumstoornis. Wat was daar het nut van? Ik vond het ook merkwaardig dat de diagnose bepaalde wat je moest doen en voorschrijven, en niet de individuele problemen en omstandigheden van het kind.”
Allemaal aan de Ritalin.
„En als het werkte, of leek te werken, was de diagnose bevestigd. In die tijd” – rond 2005 – „richtten we ons in het onderzoek vooral op de genetica, we dachten dat we daarmee de puzzel zouden oplossen, en inderdaad werden er genetische mutaties gevonden die de sociale ontwikkeling verstoorden, maar had je kinderen daarmee iets te bieden? Tot nieuwe behandelingen leidde het niet. Het viel ons op dat bij kinderen met een autismespectrumstoornis de prikkelverwerking anders verliep en ik vroeg me af of dat niet tastbaarder kon worden gemaakt en of je dat per kind kon onderzoeken.”
Zolang je een kind met autisme met rust laat, zegt u, is er weinig aan de hand.
„Het probleem zit vooral in de interactie met de omgeving, die als te intens en te ingewikkeld wordt ervaren, soms zelfs als angstaanjagend. Het triggert iets in die kinderen waardoor ze niet goed kunnen leren of zich niet sociaal kunnen gedragen. Hoe komt dat?”
Kinderen met ernstige ontwikkelingsstoornissen worden onvoldoende geholpen
Het brein, zegt Bruining, is geen ‘blanco papier’ dat vanaf de geboorte wordt gevuld met informatie. Het grootste deel van de hersenen, 95 procent, wordt in beslag genomen door spontane activiteit waarmee de organen worden aangestuurd en de mentale functies mogelijk worden gemaakt: het denken en het doen, de emotionele beleving. Voor de geboorte wordt de structuur van dat hele systeem aangelegd – 100 miljard neuronen die elk met tienduizenden andere neuronen in contact staan – en na de geboorte moet het in interactie met de omgeving gaan functioneren. „Vanaf dat moment”, zegt Bruining, „moeten de neuronen ook kunnen remmen. Als het brein alle prikkels zou doorlaten, zou het een chaos worden. Rond de geboorte moet de prikkelbalans worden geïnstalleerd, zodat de juiste hoeveelheid informatie op het juiste moment naar de juiste plek in het brein kan stromen.”
En daar kan het fout gaan?
„Er kan in de hele ontwikkeling van alles fout gaan, maar die omslag van aanleggen naar functioneren is essentieel. Een bepalend moment is kort voor de geboorte, als zich een sterke en abrupte daling van de concentratie chloride in de neuronen voordoet en het remmen mogelijk wordt. De oxytocine die vrijkomt bij de bevalling laat de chloride ook dalen. Die chlorideshift is karakteristiek voor de meeste diersoorten. Het is een van de best bewezen concepten in de neurobiologie en het leert ons dat die prikkelbalans ook op het juiste moment moet ontstaan, zodat een kind na de geboorte in staat is om prikkels te leren verwerken.”
Waardoor kan die shift uitblijven?
„Genetische aanleg, vroeggeboorte, roken, alcohol, chronische stress bij de moeder, trauma – het lijken allemaal oorzaken te kunnen zijn van een brein dat onvoldoende remt. Je ziet dus dat verschillende typen verstoringen in de ontwikkeling van de hersenen eenzelfde effect kunnen hebben: een kind dat minder goed leert reageren op de omgeving.”
En dat er dan ook andere aandoeningen zijn, hoe komt dat?
„Ja, hoe komt dat. Wat probeert de natuur ons te vertellen als ontwikkelingsstoornissen in de hersenen daar bijna altijd mee samengaan? Waarom is er zo’n duidelijke overlap tussen autisme en epilepsie? En waarom hebben zo veel kinderen met autistiforme problematiek een koortsstuip gehad? Neurologen zien het nog niet zo, maar ik denk: dat moet met elkaar te maken hebben. En dan de metabole stoornissen. Bij kinderen met zo’n stoornis kan door een genetische afwijking de hele stofwisseling overhoop liggen, en daarbij worden vaak ook de hersenen geraakt. Je kunt bij al die aandoeningen redeneren dat het evenwicht in het lichaam verstoord is en het effect daarvan zie je overal terug.”
Kinderen met milde gedragsproblemen krijgen vaak te gemakkelijk een diagnose en worden te veel behandeld
Hilgo Bruining beschouwt de hersenen in navolging van de Deense theoretisch natuurkundige Per Bak en de Amsterdamse neurofysicus Klaus Linkenkaer-Hansen als een complex systeem dat zichzelf organiseert in een evenwicht tussen orde en chaos. De natuur zit vol met dat soort systemen – het weer, zwermen spreeuwen, genetica, oceanen – en Per Bak bewees in 1987 dat ze gedirigeerd worden door universele wetmatigheden. En ze hebben allemaal hun eigen mechanismen om het evenwicht te bewaren. „Hersenactiviteit”, zegt Bruining, „kost heel veel energie, 20 tot 30 procent van wat er beschikbaar is, in rust, en als er door ziekte of stress of een drukke omgeving meer eisen aan het brein worden gesteld en er meer energie nodig is, kan dat ten koste gaan van de prikkelbalans. Wat ik heel veel zie in de spreekkamer: een kind dat te moe is om iets te doen. Het is snel geïrriteerd, er zijn concentratie- en slaapproblemen, alles is te veel.”
Als een kind geen andere aandoeningen heeft, heeft het dan ook geen autisme of ADHD?
„In milde gevallen is dat inderdaad de vraag. Ik zie ze veel, de kinderen zonder achterstanden in taal of spraak of motoriek op jonge leeftijd, zonder belaste familiegeschiedenis, zonder andere aandoeningen. Eigenlijk is er dan geen reden om aan te nemen dat er een ontwikkelingsstoornis is. Je moet dan tegen ouders durven zeggen dat prikkelgevoeligheid ook een psychologisch fenomeen kan zijn, een deel van de persoonlijkheid. Een kind kan gewoon wat gevoeliger zijn, lichtgeraakter, daardoor ook vaak wat artistieker. Als het dan ook wat dyslexie heeft en op een competitieve school zit, dan kan het symptomen hebben die lijken op die van autisme of ADHD. Als je dat kind dan gaat behandelen, doe je het op twee manieren verkeerd. De behandeling gaat niet helpen en je gaat voorbij aan de behoefte van dit kind. Dat kan een desastreuze uitwerking hebben. De stimulantia” – Ritalin en vergelijkbare medicijnen – „werken niet, en gek genoeg worden er dan nog meer stimulantia gegeven, of andere soorten, en die leiden in dat soort gevallen vaak tot forse bijwerkingen. Soms komen er nog antipsychotica bij tegen de boze buien, neurochemisch de tegenhanger van de stimulantia, je klutst het brein helemaal door elkaar. Je maakt een psychiatrisch patiënt van een kind dat dat niet is.”
Kun je een ontwikkelingsstoornis als autisme of ADHD objectief vaststellen?
„Daar hebben we in het Emma Kinderziekenhuis het N=You Kenniscentrum voor opgericht, samen met jeugdzorg. We gaan niet uit van een diagnose, maar onderzoeken bij elk kind hoe het zich ontwikkeld heeft en wat de problemen in het dagelijks leven zijn. We onderzoeken met een EEG, een elektro-encefalogram, of die samengaan met een verstoorde prikkelverwerking. Als dat zo is, dan is de volgende vraag natuurlijk waardoor dat komt. Het kan in de stofwisseling zitten of er is een genetische mutatie van de signaaloverdracht in de hersenen. Dat laatste zien we bij zo’n 30 procent van de kinderen met ernstige stoornissen.”
U geeft kinderen met een prikkeldefect medicijnen die op de chlorideconcentratie werken.
„Bumetanide, eigenlijk een plaspil die de bloeddruk verlaagt en in de hersencellen ook de chlorideconcentratie kan verlagen. Het zijn subtiele effecten, maar we zien kinderen voor wie de wereld opeens opengaat. Ze kunnen net wat beter opletten. Ze hebben minder boze buien. Of minder heftige.”
De prikkelbalans kan dus na de geboorte nog worden ingesteld door die chorideshift na te bootsen?
„Gedeeltelijk. De kans dat het helpt neemt met het toenemen van de leeftijd wel af. Je kunt trouwens ook andere middelen gebruiken om de prikkelbalans te verbeteren. Ik durf te beweren dat bij sommige kinderen een hulphond een effect heeft op de prikkelverwerking. Het is nu nog keukentafelpsychologie, maar ik denk: minder stress voor het kind, een minder vermoeid brein.”
Kan stress na de geboorte een hersenontwikkelingsstoornis veroorzaken?
„Ik denk het wel, biologisch gezien. Als je muizen blootstelt aan hevige stress zie je verstoringen in de prikkelbalans. Het brein heeft betrekkelijk weinig manieren om te reageren. Meestal is het: hier gaat iets helemaal niet goed, ik moet bepaalde gebieden stilleggen. Geen energie verspillen aan netwerken die uit balans zijn.”
In uw oratie zei u dat de breinen van kinderen misschien wel worden overbelast door gamen, sociale media en prestatiedruk.
„Voor veel kinderen maakt dat misschien niet uit, voor sommige kinderen is het misschien wel goed, voor andere kinderen is het te belastend. Mijn punt is dat al die factoren nu niet worden meegenomen in de diagnostiek. In de milde gevallen zal er zeker overdiagnostiek zijn, maar er lijkt toch ook echt een reële toename te zijn van autistiforme prikkelverwerking zonder heftige allergieën of epilepsie of andere verklarende factoren. En het zou mij niet verbazen als de wereld waar kinderen in opgroeien daarin een rol speelt.”
En dan?
„Dan wordt het toch vaak kinderpsychiatrie. Het kind is onhandelbaar, ouders zijn radeloos en de school eist dat het kind medicatie krijgt. Het gaat me niet om de schuldvraag, zo werkt het systeem. Scholen moeten normen halen, kinderen moeten daarin mee. Wat is de boodschap van het gedrag van die kinderen? Daar moet je over nadenken. Als ze geen ontwikkelingsstoornis hebben, wat helpt dan wel? Geen pillen of diagnoses geven, maar zo gaat het vaak wel. Die onderdrukken de onrust en dan is de conclusie: zie je, het is toch ADHD. Daar richten we veel schade mee aan.”
En wat is de boodschap van dat gedrag van die kinderen?
„Dat bepaalde kinderen misschien meer fysieke en mentale vrijheid moeten krijgen. Dat je meer moet meebewegen met hun temperament en ze niet in een rigide onderwijssysteem moet zetten. En als het gedrag voortkomt uit pedagogische verwaarlozing, dan moet je daar wat aan doen.”
Bij de GGD in de stad zijn 141 besmettingen met apenpokken bekend. Dat blijkt uit een brief van wethouder Shula Rijxman (Publieke Gezondheid en Preventie).
Er is sprake van een 'stijgende lijn' van het aantal besmettingen. Dat komt volgens Rijxman omdat de tijd die verstrijkt tussen de besmetting en de eerste symptomen van de ziekte met een tot drie weken relatief lang is. "Het gaat hier duidelijk niet om een exponentiële groei, waar bij corona wel sprake van was", stelt de wethouder.
Tot gisteren zijn er 238 mensen getest. In 141 van die gevallen ging het dus inderdaad om een besmetting met het apenpokkenvirus. 140 keer ging het om mannen die seks hebben met mannen, op een uitzondering na. "Recent is er een besmetting vastgesteld, die afwijkt van deze trend", schrijft Rijxman.
Om nieuwe besmettingen te voorkomen is er naast de mogelijkheid tot testen, diagnose en bron- en contactonderzoek ook met voorlichting gestart. Zo zijn er posters in horecazaken en op sekslocaties opgehangen en zijn in de datingapps GrindR en Hornet meldingen over apenpokken te zien.
"Voor zo ver nu bekend is een besmetting met het virus voor de meeste mensen niet gevaarlijk, maar is het wel erg vervelend", schrijft Rijxman. "De verschijnselen lijken op die van een besmetting met pokken, maar verloopt in het algemeen veel milder. Een infectie met het monkeypoxvirus leidt onder andere tot (uitgebreide) huidafwijkingen, jeuk en pijnlijke opzetting van lymfeklieren."
Ze raadt Amsterdammers met vragen en zorgen aan om de GGD te bellen.