Nog altijd overlijden mensen aan de gevolgen van chronische Q-koorts. Dat melden onderzoekers van onder meer het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch en het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen. Sinds 2018 zijn 21 patiënten overleden.
Dat brengt het totale aantal mensen dat door Q-koorts is overleden op 116. "Deze gegevens laten zien dat een uitbraak nog heel lang daarna nieuwe slachtoffers kan veroorzaken", concluderen de onderzoekers.
De grootste Q-koortsuitbraak ter wereld begon in 2007 in het Oost-Brabantse dorp Herpen. Tussen de 50.000 en 100.000 mensen liepen de Q-koortsbacterie op, onder wie veel Brabanders. Die kan worden overgedragen van schapen en geiten op mensen. Bij de meeste mensen verdwijnt de bacterie na verloop van tijd weer uit hun lichaam, maar een minderheid van de patiënten liep een chronische infectie op.
Chronische Q-koorts
In de Nationale Chronische Q-koorts Database staan 585 patiënten geregistreerd die bewezen of waarschijnlijk aan chronische Q-koorts lijden. Sinds 2018 kwamen er 66 mensen bij. Dat is erg opvallend, zeggen de onderzoekers. Het is onduidelijk om hoeveel Brabanders het gaat.
De werkelijke aantallen van chronische infecties en sterfgevallen liggen waarschijnlijk hoger, denken de onderzoekers. Doordat chronische Q-koorts een relatief onbekend ziektebeeld is, wordt de juiste diagnose volgens hen vaak gemist. Mensen met deze chronische aandoening kunnen complicaties krijgen aan hun hart en bloedvaten.
Een internationaal team van dertien wetenschappers onderzocht de hersengolven van een stervende man. De opgemeten hersengolven suggereren dat mensen die sterven dezelfde neurale activiteit ervaren als tijdens dromen, herinneringen ophalen of mediteren.
Het onderzoek werd uitgevoerd bij een patiënt van 87 jaar die aan epilepsie leed. De man werd vastgemaakt aan een machine die zijn hersenen moest onderzoeken op tekenen van epilepsieaanvallen. Tijdens de procedure stief de man echter aan een hartaanval, wat de wetenschappers de kans gaf om te zien wat er in de hersenen gebeurt als iemand sterft.
Opvallende hersenactiviteit
De wetenschappers konden in detail onderzoeken wat er in de hersenen gebeurde juist voor en nadat het hart stopte. Er werden voor en na het sterven meer zogenaamde gamma-hersengolven waargenomen. Dat zijn de hersengolven die geassocieerd worden met de hogere cognitieve functies, zoals dromen, concentreren, onthouden en bewust waarnemen.
Dat zou wel eens kunnen verklaren waarom veel mensen die een bijna-doodervaring hebben vertellen dat ze hun leven voor hun ogen zien flitsen. Anil Seth, een neurochirurg aan de universiteit van Sussex die niet meedeed aan de studie, vertelde aan The Guardian echter dat niet met zekerheid te zeggen valt of de hersengolven gekoppeld zijn aan een subjectieve ervaring. Hij noemde de metingen wel 'uniek'. Ethisch gezien is het volgens hem niet mogelijk om zulke metingen tijdens het sterven te plannen.
Voorlopig nog niet representatief
Het onderzoek werd uitgevoerd op slechts één patiënt en moet daardoor volgens de onderzoekers met een korrel zout worden genomen. Ze zeggen dat de kans nog altijd bestaat dat de hersenen deze activiteit vertonen door andere factoren, zoals bijvoorbeeld hersenschade of medicatie die de patiënt kreeg.
Desondanks zijn er aanwijzingen dat het onderzoek toch op het goede spoor zit. Wetenschappers voerden in 2013 al een vergelijkbaar onderzoek uit op ratten. Ook toen werd een verhoogde gamma-activiteit waargenomen in de hersenen tijdens het moment van sterven.
Tienduizenden inwoners van de regio’s Eindhoven en Breda kunnen deze zomer een speciale testkit thuisgestuurd krijgen waarmee hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en chronische nierschade vroegtijdig op te sporen zijn. Het gaat om een grootschalig onderzoek onder 50 tot 75 jarigen.
Het onderzoek in Brabant wordt tegelijkertijd gehouden in de regio’s Utrecht en Arnhem. In totaal zullen 160.000 mensen uitgenodigd worden voor de thuistest. Deze test zal onder andere bestaan uit een urinetest op nierschade, een hartritmetest en een vragenlijst. Bij vroege tekenen van hart- en vaatziekten, nierschade of diabetes type 2 vindt een vervolgonderzoek plaats in een regionaal diagnostisch centrum.
In Nederland bestaat op dit moment nog geen landelijke en laagdrempelige aanpak om de genoemde aandoeningen in een vroeg stadium op te sporen. Dat gebeurt wel bij bevolkingsonderzoeken op kanker. Terwijl de hart-, nier-, en diabetesproblemen op basis van bijvoorbeeld eiwit in de urine gemakkelijk op te sporen vallen. Reden voor de Hartstichting, de Nierstichting, het Diabetes Fonds en de Dutch Cardio Vasculaire Alliance (DCVA) om gezamenlijk een onderzoek te houden.
“Bij zo’n 20 tot 50 procent van de mensen zijn er vroege aanwijzingen voor diabetes type 2, chronische nierschade, of een hart- of vaataandoening. Hier merken zij niets van. Als deze ziekten in een vroeg stadium worden ontdekt en behandeld, voorkomen we het ontstaan van ernstige complicaties zoals nierfalen, beroerte, hartinfarct of hartfalen”, aldus Susanne Bogerd, arts bij de Hartstichting.
Het tijdig opsporen, behandelen en voorkomen van ziekten heeft voor de fondsen hoge prioriteit. "Nu al zijn er in Nederland in totaal 1,5 miljoen mensen met hart- en vaatziekten, 1,7 miljoen mensen met chronische nierschade en ruim 1 miljoen mensen met diabetes type 2. Dit aantal zal de komende jaren naar verwachting door vergrijzing toenemen."
Het [email protected] onderzoek moet uiteindelijk landelijk uitgerold worden. Het is een vervolg op de NierCheck die in Breda is gehouden. De resultaten van dit onderzoek worden in de zomer bekendgemaakt. "Vanwege de coronapandemie is dat later dan de bedoeling maar de resultaten zijn veelbelovend", aldus een woordvoerder van de Nierstichting.
Het project om aandoeningen op te sporen heeft een budget van 8,9 miljoen euro dat wordt betaald door onder meer de fondsen en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Dat thuis testen op een mogelijk ernstige ziekte werkt, is gebleken met het bevolkingsonderzoek naar darmkanker. Er loopt nu ook een proef met het vroegtijdig opsporen van nierschade, hart- en vaatziekten en diabetes type 2 via een zelftest. Het is de bedoeling dat over vijf jaar kan worden begonnen met een nationaal bevolkingsonderzoek onder 50- tot 75-jarigen.
Door de aandoeningen vroegtijdig te signaleren en te behandelen, moet het gezondheidsverlies dat ze veroorzaken in deze groep de komende tien jaar met 25 procent afnemen.
"Een behoorlijk aantal Nederlanders heeft nierfalen, hartziekten of diabetes zonder dat ze het weten", zegt onderzoeker Ron Gansevoort, internist-nefroloog in het UMC Groningen. Met de test wordt gemeten of er eiwit in de urine zit, wordt een hartritmetest gedaan en er is een vragenlijst. "De hartritmetest gaat via een app op de smartphone. Zo kunnen we detecteren wat voor soort hartritmestoornis het is en advies geven."
Verergering voorkomen
Chronische nierschade is onherstelbaar en kan grote gevolgen hebben, zegt Gansevoort. Daarom is het van groot belang om dit in een vroeg stadium te signaleren. Voor de proef worden in vier regio's - Breda, Utrecht, Arnhem en Eindhoven - in totaal zo'n 160.000 mensen van 50 tot 75 jaar uitgenodigd om zo'n thuistest te doen.
Als er een positieve uitslag is, krijgen ze een oproep voor een vervolgonderzoek. "Eiwit in de urine kan duiden op schade aan de nieren, meestal als gevolg van hoge bloeddruk, diabetes en/of een te hoog cholesterol." Na het vervolgonderzoek, in een regionaal diagnostisch centrum, krijgen mensen bijvoorbeeld leefstijladviezen of medicatie. Zo wordt de reguliere zorg zoveel mogelijk ontlast.
Niet naar de dokter
In Breda is onlangs een pilot uitgevoerd. Daaraan deed 60 procent van de uitgenodigde mensen mee. De meeste kwamen bij een positieve uitslag ook naar de extra check. "Bij een afwijking kregen ze vervolgens het advies om naar de huisarts te gaan, maar dat advies volgt slechts 50 procent van de mensen op", constateert Gansevoort. "Blijkbaar bereiken we mensen niet goed, of gaat het mis in de communicatie. Of de drempel naar de huisarts is toch te hoog. We werken nu aan een andere aanpak, bijvoorbeeld een consultatiebureauachtige setting." Daar kan dan niet alleen de screening worden gedaan, maar ook de behandeling.
Bij de proef worden lessen die in de eerste testregio worden getrokken, meegenomen naar de volgende regio. De proef loopt dus niet in alle vier de regio's tegelijk, maar ze komen na elkaar aan de beurt. "We hopen dat we over vijf jaar zover zijn dat we een nationaal bevolkingsonderzoek kunnen aanbieden."
Het onderzoek, Check@Home genaamd, is een initiatief van de Nierstichting, de Hartstichting, het Diabetes Fonds en de Dutch CardioVascular Alliance. Er zijn in Nederland 1,5 miljoen mensen bekend met hart- en vaatziekten, 1,7 miljoen met chronische nierschade en 1 miljoen met diabetes type 2. De verwachting is dat het er alleen maar meer worden, onder meer door de vergrijzing.
Het doel van het onderzoek is dat iedere Nederlander tussen de 50 en 75 jaar oud straks zelf thuis kan testen of sprake is van deze aandoeningen.
Zo hopen de Dutch CardioVascular Alliance (DCVA), Hartstichting, Nierstichting en het Diabetes Fondshet dat het aantal mensen dat aan deze aandoeningen lijdt met 25 procent afneemt. Vergelijkbare bevolkingsonderzoeken bestaan nu vooral voor verschillende soorten kankers.
De deelnemers krijgen een thuistest toegestuurd. Die bestaat uit een urinetest op nierschade, een hartritmetest en een vragenlijst. Bij vroege tekenen van hart- en vaatziekten, nierschade of diabetes type 2 volgt een vervolgonderzoek. Indien nodig worden medicatie en passende leefstijladviezen gegeven.
Ernstige complicaties voorkomen
Rebecca Abma-Schouten van de Hartstichting zegt dat er bij zo'n 20 tot 50 procent van de mensen vroege aanwijzingen zijn voor hart- en vaatziekten, chronische nierschade en diabetes type 2. "Hier merken zij niets van. Als deze ziekten in een vroeg stadium worden ontdekt en behandeld, voorkomen we het ontstaan van ernstige complicaties zoals nierfalen, beroerte, hartinfarct, of hartfalen."
"Veel mensen met diabetes type 2 krijgen binnen 10 jaar na de diagnose ook andere chronische aandoeningen. De meest voorkomende zijn hart- en vaatziekten (49 procent)", zegt algemeen directeur Rens Vandeberg van het Diabetesfonds.
Miljoenen Nederlanders
In Nederland hebben 1,5 miljoen mensen hart- en vaatziekten, 1,7 miljoen Nederlanders kampen met chronische nierschade en ruim 1 miljoen mensen met diabetes type 2.
De kanker draagt de naam PTO, oftewel Primaire Tumor Onbekend. Volgens het Integraal Kankercentrum Nederland krijgen per jaar zo'n 1500 mensen deze diagnose. Omdat de oorsprong van de kanker onbekend is, kunnen artsen niet gericht behandelen. 85 procent van hen overlijdt binnen een jaar.
'Ik mag weer hopen'
"Wie is er nou blij om te horen dat hij longkanker heeft?" vraagt Geert-Jan Bouman (57) retorisch. "Ik dus. Dolblij zelfs. Want nu mag ik weer hopen."
Hij moet er zelf vervolgens een beetje om lachen. Galgenhumor. "Wat moet je anders in mijn situatie?"
Begin april 2021 voelde Geert-Jan een pijnlijk bultje in zijn nek. Aan het eind van diezelfde maand kreeg hij in het ziekenhuis het snoeiharde oordeel: PTO. Uitgezaaide kanker dus. Maar waar precies de bron van de ziekte lag, dat was niet te vinden.
"Ik wist helemaal niet dat zoiets bestond", vertelt Geert-Jan tegen RTL Nieuws. "Frustrerend hoor, om te horen: we kunnen je niet behandelen omdat we niet weten wát we moeten behandelen."
Hij kreeg - op hoop van zegen - vier behandelingen. Maar die sloegen niet aan. De specialisten gaven hem op. Twee, misschien drie maanden nog.
Zijn huidige oncoloog heeft hem uitgelegd hoe dat kan, zo'n onvindbare 'primaire' tumor. De bron van de kanker kan nog kleiner zijn dan een speldenknopje. "Dan snap je ineens waarom ze hem soms niet vinden."
Whole Genome Sequencing
En soms, legt klinisch patholoog Kim Monkhorst van het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis uit, is de primaire tumor zelfs helemaal verdwenen. Mogelijk heeft het immuunsysteem van het lichaam hem opgeruimd. "Dan blijven de uitzaaiingen over, maar we tastten in het duister over welk type kanker het was."
Monkhorst is een van de specialisten die het afgelopen jaar bij de ontwikkeling van een nieuwe test betrokken was. "Er is een test ontwikkeld die gebruikmaakt van de techniek Whole Genome Sequencing (WGS), waarbij we het complete genoom van de zieke cellen kunnen analyseren. In de oude situatie keken we, om het eenvoudig te zeggen, naar een plakje weefsel. Nu kijken we op moleculair niveau naar het DNA."
Oncologen en pathologen in ziekenhuizen door het hele land hebben ruim 4000 tumoren in kaart gebracht bij Hartwig Medical Foundation. "Vervolgens hebben we gekeken welke afwijkingen van het DNA passen bij tumoren die we kennen van bijvoorbeeld borstkanker, prostaatkanker, kanker door roken of UV-zonlicht, etcetera."
Zo is onderzocht hoe vaak WGS juist voorspelt welk type tumor het is. Dat bleek in 84 procent van de gevallen zo te zijn.
Vervolgens is deze studie ook toegepast op patiënten met PTO. "In de WIDE-studie hebben we met 'normale' tumoren aangetoond dat deze techniek toegepast kan worden in de dagelijkse praktijk", zegt Monkhorst. "Nu wilden we kijken of deze nieuwe toepassing ook waardevol is voor PTO."
'Een enorm succes'
En jawel: dat blijkt zo te zijn. In tweederde van de gevallen helpt deze techniek bij het vinden van het type kanker dat aan de wortel ligt van de uitzaaiingen. "Van de 72 patiënten met PTO die wij in het Antoni van Leeuwenhoek onderzocht hebben, kwamen we bij 49 mensen tot een diagnose."
Monkhorst noemt de resultaten 'een enorm succes'. "Behalve dat we nu vaak wél een diagnose kunnen stellen, kunnen we ook een gericht behandelplan maken. We hebben namelijk door de WGS-test ook meteen beter inzicht in welke behandeling het best ingrijpt op afwijkingen van de tumor. Zo kunnen we de zwakke plek van de tumor aanvallen."
Overigens zijn de resultaten ook voor niet-PTO-patiënten een vooruitgang. "Deze techniek is een extra stuk gereedschap. Neem de situatie waarin iemand met borstkanker ook longkanker ontwikkelt. Soms is het lastig te bepalen of de longkanker een uitzaaiing is, of een nieuwe, aparte kanker. Deze onderzoekstechniek kan ons dan helpen."
Hopen op wondertje
Bij Geert-Jan, die onder behandeling is in het Erasmus MC in Rotterdam, werd zo het oorspronkelijke type kanker geïdentificeerd. "Longkanker. Van het roken", zegt hij droogjes.
Eind november werden biopten genomen van zijn uitzaaiingen. Op 10 december kreeg hij de uitslag. Maar er werd ook een nieuwe uitzaaiing gevonden, in de hersenen. "Die bestralen ze eerst weg. Daarna de nek en de longen."
"We gaan het nu zo lang mogelijk weghouden. En, heel, heel misschien zelfs genezen. Je moet er positief in staan, vind ik. Ik voel me een gelukkig mens dat ik mocht meedoen aan het onderzoek. In mei was ik opgegeven. Nu heb ik een kans. Niemand kan in een glazen bol kijken, maar we hopen op een wondertje."
Missie Tumor Onbekend
De aandacht voor PTO en de oprichting van het landelijke overlegplatform van specialisten (CUPP-NL) is mede te danken aan Warnyta Minnaard, Francine van der Heijden en Caroline Loef. Na het overlijden van hun dierbaren richtten ze de patiëntenorganisatie Missie Tumor Onbekend op.
Ze kregen het voor elkaar dat zorgverzekeraars de dure WGS-test – die ongeveer 3000 euro per persoon kost – vergoeden via het basispakket. Minnaard: "Toen mijn verloofde Hederik PTO kreeg, voelde het alsof de ziekte niet bestond. Het zoeken naar de onvindbare oorzaak maakt je radeloos. Veel patiënten kwamen überhaupt niet aan een behandeling toe. Mensen moesten weten: ik ben niet de gekke patiënt die er niet bij hoort."
Patholoog Kim Monkhorst: "Warnyta is zeker belangrijk geweest. Ze kwam bovendien op het goede moment. De technologische mogelijkheden nemen toe, en de politiek heeft het onderwerp ook in de Tweede Kamer besproken."
Geert-Jan Bouman moet – hoorbaar door de telefoon – flink slikken als Warnyta ter sprake komt. "Ze is geweldig", zegt hij na een tijdje. "Ik ben heel dankbaar dat ik met haar in contact ben gekomen en dat ze zo voor ons gestreden heeft."
Oncologen en pathologen in heel Nederland hebben inmiddels een overleggroep opgetuigd speciaal voor PTO. Kim Monkhorst: "We leren van elkaar. Er is een zorgpad in ontwikkeling, we stellen protocollen op. Je kunt zeggen dat we er een specialisme bij hebben gekregen. Vroeger lagen de PTO-dossiers op verschillende bureaus."
Nu hebben veel ziekenhuizen een aanspreekpunt. "Voor patiënten is dat een geweldige verbetering. Niet meer van het kastje naar de muur. Patiënten kunnen veel sneller met een behandeling beginnen. Je wint een hoop tijd én je weet veel beter wat je moet behandelen. Dit geeft patiënten hoop."
De wilde variant van het poliovirus is voor het eerst in vijf jaar weer vastgesteld in Afrika. In Malawi is een driejarig meisje positief getest. Hoewel er nog geen tweede geval bekend is, spreken de gezondheidsautoriteiten in dat land van een uitbraak.
Malawi neemt maatregelen om de verspreiding van het zeer besmettelijke virus te voorkomen. Er wordt onder meer ingezet op communicatie richting burgers en extra vaccinaties, met hulp van gezondheidsorganisatie WHO. Die meldt dat de besmetting tot Pakistan is te herleiden.
Het wilde poliovirus gaat al jaren alleen nog rond in Pakistan en buurland Afghanistan.
De voorlaatste keer dat het virus in Afrika werd vastgesteld, was in 2016 in Nigeria. Het continent werd vier jaar later door de WHO officieel poliovrij verklaard, nadat daar alle vormen van wilde polio waren verdwenen.
De WHO sprak destijds van "een van de grootste prestaties op het gebied van de volksgezondheid van deze tijd". De status wijzigt niet met de besmetting in Malawi, omdat het om een geïmporteerd geval gaat.
Het poliovirus dringt het zenuwstelsel binnen en kan permanente verlamming veroorzaken. Het treft vooral jonge kinderen. Polio kan niet met een medicijn worden behandeld, maar er kan wel tegen worden gevaccineerd. Het vaccin is in Nederland opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma.
Dat haar armen en linkervoet verlammingsverschijnselen vertonen, valt daardoor de eerste twee weken nog niet op. De aandacht gaat eerst naar zelfstandig leren ademen. “Echt, dat is het zwaarste wat ik ooit heb gedaan. Je ligt als een soort dode vis naar adem te happen, je lichaam werkt nergens in mee. Leren zitten was net zo heftig. Het eerste halfuurtje heb ik alleen maar gejankt. De basis is al ongelofelijk zwaar zonder goed werkende spieren.”
Half verlamd
Pas als ze op de ‘gewone’ ziekenhuisafdeling ligt merkt men op dat haar voet niet goed meewerkt tijdens fysiotherapie. Deze blijkt verlamd door langdurige zenuwbeklemming tijdens de coma. Ook haar handen en armen blijken verlamd. Ook hier heeft langdurige beklemming gezorgd voor zenuwuitval, versterkt door een zenuwontsteking die het coronavirus veroorzaakte.
Of deze schade te herstellen valt is nog altijd niet duidelijk. Marianne: “Ik noem mezelf inmiddels half verlamd. Mijn voet doet nog steeds niets, maar in mijn armen en handen zit weer wat beweging. Hier en daar zijn zenuwen zich aan het herstellen. Maar nee, de artsen weten niet waar dit gaat eindigen.”
Mechanische armen
Wat ze wél weet, is dat ze niet gaat zitten wachten tot ‘alles het weer doet’. Marianne verblijft nu, twaalf maanden na haar positieve test, nog altijd in een revalidatiecentrum. Daar werkt ze iedere dag keihard aan haar herstel, ondersteund door een set mechanische armen.
“Daarmee kan ik bijvoorbeeld weer zelf koken, eten en typen”, vertelt ze. “Met andere woorden: ik krijg weer een heel klein beetje zelfstandigheid terug. Helaas waren deze armen slechts tijdelijk te leen van het ziekenhuis en kosten ze vierduizend euro per stuk. Ik ben een crowdfunding gestart om dat geld bij elkaar te krijgen. Ik wil gewoon mijn leven terug.”
Het fysieke herstel is waanzinnig zwaar, maar ook mentaal eist het afgelopen jaar veel van Marianne. “Als mensen vragen hoe het gaat, moet ik altijd een beetje lachen. Ik ben half verlamd, hoe dénk je dat het gaat? Mijn antwoord is daarom altijd: naar omstandigheden gaat het goed, maar de omstandigheden zijn kut.”
Meestal voelt ze zich strijdlustig, maar natuurlijk zijn er slechte dagen. Zeker in het begin, toen ze helemaal niets kon, heeft ze heel donkere gedachten gehad. “Maar weet je wat de grap is?”, lacht ze. “Als ik dacht dat ik van een brug wilde springen, dacht ik direct daarna: ‘Ik kan niet eens zelf staan. Wie gaat me daarheen rijden en duwen dan?’ In mijn achterhoofd kon ik er altijd nog wel een halve grap over maken. Maar die heel donkere fase is wel voorbij, gelukkig.”
Leve het lichaam
“Ik ben helemaal geen zweverig persoon, maar ik probeer maar te vertrouwen dat dit alles me iets zal leren”, vervolgt ze. “Dat het me ergens naartoe brengt, want dit is zéker niet het einde van mijn verhaal. Het leven is nu superkut, maar het geeft me ook waardevolle inzichten. En ik heb een compleet nieuwe waardering voor mijn lichaam: meer liefde dan ooit tevoren.”
Dat heeft even geduurd, want de eerste zes maanden na haar coma is Marianne het vertrouwen in haar lichaam compleet kwijt. “Ik gaf mijn lijf de schuld, voelde me waardeloos, beschadigd en undesirable. Maar nu besef ik dat mijn lijf elke dag keihard vecht, oefent en me in leven houdt.”
“Ja, ik ben nu gehandicapt, maar ik ben óók nog steeds sterk, mooi, waardevol en grappig. Een volledige persoon, ik ben meer dan mijn mankementje. Ik hield me altijd al bezig met body confidence, maar dat heeft zich dit jaar alleen maar verder verdiept.”
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Infectieziekte Een Amerikaanse vrouw is genezen van hiv met stamcellen uit navelstrengbloed. Deze experimentele behandeling is alleen geschikt voor hiv-dragers met bloedkanker.
Bij een vrouw met hiv en bloedkanker is geen spoor van hiv meer te vinden nadat ze een beenmergtransplantatie met stamcellen uit navelstrengbloed kreeg. Ze is daarmee de eerste vrouwelijke hiv-patiënt ter wereld die na een stamceltransplantatie het virus kwijt is geraakt – drie mannen gingen haar voor. De Amerikaanse nationale onderzoeksinstelling (NIH) berichtte dinsdag over het onderzoek, nadat de eerste resultaten werden gepresenteerd op een wetenschappelijk congres.
Onbehandeld breekt hiv (humaan immunodeficiëntievirus) het afweersysteem van het lichaam af en veroorzaakt zo de dodelijke ziekte aids (acquired immunodeficiency syndrome). Dankzij combinatietherapie met virusremmers kunnen mensen met hiv tegenwoordig hun infectie onder controle houden, maar er is nog altijd geen geneesmiddel. Wereldwijd leven 38 miljoen mensen met het virus.
Breder beschikbaar
Stamcellen zijn voorlopers van cellen die het bloed en het afweersysteem vormen. De drie mannen die eerder genazen van hiv kregen een beenmergtransplantatie met volwassen stamcellen die resistent waren tegen hiv. Stamceltransplantatie is niet geschikt als standaardbehandeling tegen hiv. Het is een riskante ingreep die alleen wordt aangeboden aan kankerpatiënten die geen andere opties meer hebben.
Stamcellen kunnen worden gewonnen uit navelstrengbloed of beenmerg. Het grote voordeel van navelstrengbloed is dat het veel breder beschikbaar is dan volwassen bloedstamcellen – het is bloed dat ongebruikt achterblijft in de doorgeknipte navelstreng na de geboorte van een baby. De cellen hoeven ook niet zo precies overeen te komen met de ontvanger om te kunnen worden gebruikt voor transplantatie.
Wanneer ouders het navelstrengbloed van hun kindje doneren, worden stamcellen opgenomen in een wereldwijd bestand en kunnen ze gebruikt worden voor de behandeling van een patiënt.
Overbrugging
De vrouw testte in 2013 positief op hiv en gebruikte een cocktail van virusremmers (antiretrovirale therapie, ART) waardoor het virus onder controle bleef. Vier jaar later kreeg ze acute myeloïde leukemie, wittebloedcelkanker. Na chemotherapie kreeg ze de stamceltransplantatie uit navelstrengbloed. Omdat het lichaam zes weken nodig heeft voor de getransplanteerde cellen werkend in het beenmerg zitten, kreeg ze ter overbrugging ook witte bloedcellen van een volwassen familielid.
De stamcellen uit het gebruikte navelstrengbloed dragen een natuurlijke mutatie in het dna, die beschermt tegen een hiv-infectie: de zogeheten CCR5-delta32 mutatie. Ook de volwassen stamcellen waarmee de drie mannen genezen zijn, waren afkomstig van donoren die deze mutatie dragen.
Na honderd dagen waren de navelstrengstamcellen goed aangeslagen en was er geen spoor van hiv meer te vinden in haar bloed. Drie jaar na de transplantatie besloot de vrouw te stoppen met de virusremmers. In de veertien maanden die volgden is er geen hiv meer gemeten – behalve heel kort na 14 weken.
In tegenstelling tot de eerdere patiënten kreeg de vrouw weinig last van bijwerkingen en had ze minder last van afstotingsreacties na de transplantatie.
De eerste mens van wie wordt aangenomen dat hij was genezen van hiv is ‘the Berlin patiënt’, Timothy Ray Brown. Hij bleef twaalf jaar virusvrij tot hij in 2020 stierf aan kanker. In 2019 werd bekend dat een tweede hiv-drager, ‘the London patiënt’, ook op deze manier virusvrij raakte. Adam Castillejo, die anderhalf jaar geleden zijn identiteit onthulde, is dat nu al dertig maanden. Eind vorig jaar maakte de derde zich bekend: Marc, de ‘Düsseldorf Patient’.
Dat vertelt een aids-experts aan The New York Times. Dat deze derde patiënt die ooit genezen is van het virus een zwarte vrouw is, noemen de onderzoekers belangrijk. "Niet alleen wetenschappelijk, maar ook qua maatschappelijke impact."
Hiv goed behandelbaar
Wereldwijd is bij tientallen miljoenen mensen een hiv-besmetting vastgesteld. Met medicijnen is het virus goed te behandelen, genezing is echter vrijwel onmogelijk. Dat gebeurde voor zover bekend pas twee keer eerder.
Bij Timothy Ray Brown verdween het aidsvirus uit zijn bloed na een beenmergtransplantatie in 2007. De tweede persoon, Adam Castillejo, had in 2016 een vergelijkbare transplantatie gekregen. Beide mannen kregen te maken met zware bijverschijnselen.
Minder strenge voorwaarden
Onderzoekers maakten in Denver bekend dat nu ook een vrouw is genezen, wiens naam uit privacyredenen niet bekend wordt gemaakt. Dat het virus verdween na een behandeling met navelstrengbloed wordt gezien als een hoopvol signaal.
Een transplantatie met navelstrengbloed hoeft volgens de krant aan minder strenge voorwaarden te voldoen dan een beenmergtransplantatie.
Navelstrengbloeddonatie
Vrouwen kunnen ervoor kiezen om bij de geboorte van hun kind navelstrengbloed te doneren. De stamcellen uit navelstrengbloed kunnen gebruikt worden voor stamceltransplantaties, bijvoorbeeld bij mensen met leukemie.
De vrouw bleek in 2013 hiv te hebben en in 2017 werd ook de diagnose leukemie gesteld. Een arts die betrokken was bij de ingreep vertelt aan de Britse krant The Guardian dat de nieuwe behandeling waarschijnlijk niet op grote schaal gaat worden toegepast. Mogelijk zullen zo'n vijftig patiënten per jaar in de VS er baat bij hebben.
Een beenmergtransplantatie, waarmee Brown en Castillejo werden verlost van hiv, is zeer ingrijpend en behoort voor de meeste patiënten niet tot de mogelijkheden.
Ook jongens kunnen vanaf deze maandag worden ingeënt tegen het HPV-virus. Die vaccinatie was tot nu toe alleen bestemd voor meisjes, omdat ze de ontwikkeling van baarmoederhalskanker voorkomt. Maar de prik beschermt ook mannen. Gevaarlijke varianten van HPV kunnen kanker aan de mond, keel, penis, anus, vagina of schaamlippen veroorzaken.
Het RIVM heeft de leeftijd waarop kinderen de uitnodiging voor de prik krijgen verlaagd van dertien naar tien jaar. Verder worden de komende twee jaar alle twaalf- tot achttienjarigen die nog niet zijn gevaccineerd uitgenodigd voor een HPV-prik.
Nederland is laat met de invoering. De Gezondheidsraad adviseerde al in juni 2019 om HPV ook voor jongens op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma. In Duitsland, België, Ierland, Luxemburg, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk worden al langer ook jongens gevaccineerd tegen HPV. In Australië al sinds 2013, in de Verenigde Staten sinds 2011.
„De coronapandemie heeft het opstarten van de campagne vertraagd”, zegt Jeanne-Marie Hament, jeugdarts en programmamanager HPV bij het RIVM. „We zijn er dus vrij laat mee. We realiseren ons dat er veel vaccinatiebeslissingen op ouders afkomen in deze coronatijd. Maar we vonden het medisch niet meer verantwoord om er nog langer mee te wachten. Mensen melden zich met vormen van kanker in een voorstadium, terwijl dat voorkomen had kunnen worden.”
Tussen 2000 en 2019 is het aantal mensen dat een van de kankervarianten kreeg licht gestegen, evenals het aantal dat eraan overleed.
‘Vaccin beschermt tien jaar’
Het humaan papillomavirus (HPV) wordt overgedragen tijdens seks. Het is vooral bekend vanwege baarmoederhalskanker, de ziekte die het virus het vaakst veroorzaakt. Jaarlijks krijgen ongeveer achthonderd vrouwen deze vorm van kanker door besmetting met HPV. Nog eens driehonderd vrouwen krijgen jaarlijks een andere vorm van kanker die aan het virus is gerelateerd, net als bijna vierhonderd mannen. Daarvan kan zo’n 80 procent worden voorkomen met de HPV-vaccinatie, stelt het RIVM.
Het gaat daarbij om ingrijpende vormen van kanker. Als een man door HPV een tumor op zijn penis krijgt, moet een arts de penis geheel of gedeeltelijk weghalen.
Het RIVM kiest er nu voor de leeftijd waarop het vaccin wordt gegeven te verlagen naar tien jaar. „We weten nu dat het vaccin minstens tien jaar beschermt, dus we kunnen eerder beginnen”, zegt Hament.
„Op die leeftijd zijn kinderen zeker nog niet in aanraking geweest met het virus en beschermt het vaccin het best tegen een besmetting. Vergeet niet dat je het niet alleen door geslachtsgemeenschap aan elkaar kunt doorgegeven, maar ook via de handen en mond. Het werkt het beste als kinderen gevaccineerd worden voordat ze elkaar seksueel gaan ontdekken.”
Daarnaast is het handig dat ouders en kinderen rond het tiende jaar er nog aan gewend zijn inentingen te krijgen, omdat er op negenjarige leeftijd ook nog prikken worden gegeven tegen de ziektes difterie, tetanus, polio, bof, mazelen en rodehond. Dat vergroot de kans dat ze deze ook komen halen, zegt Hament.
Acht op de tien mensen raakt op een zeker moment besmet met HPV. Vaak ruimt het afweersysteem het virus gewoon op, maar soms niet. Door sommige varianten van het virus kan dan tien tot vijftien jaar later baarmoederhalskanker ontstaan of een van de andere vormen van kanker.
In Nederland wordt de prik sinds eind 2009 aangeboden en zijn nu 800.000 meisjes volledig gevaccineerd. Inmiddels komt 68 procent van de meisjes boven de dertien jaar de prik halen. Uit Nederlands onderzoek blijkt dat de HPV-vaccinatie voor 80 tot 95 procent beschermt tegen een langdurige infectie met HPV, type 16 en type 18. Uit Brits en Zweeds onderzoek blijkt dat een inenting tegen HPV tot 88 procent bescherming biedt tegen baarmoederhalskanker.
De vaccins zijn gericht tegen HPV-typen 16 en 18, die samen ongeveer 70 procent van alle baarmoederhalskankers veroorzaken en een groot deel van de andere HPV-gerelateerde kankers. In Nederland wordt het vaccin Cervarix gebruikt. Dat bevat virusachtige deeltjes met een stukje eiwit van zowel type 16 als van type 18 van het HPV.
De populariteit van de HPV-prik was niet erg groot toen de campagne voor meisjes in 2009 begon. Hament is niet bang dat er opnieuw weinig animo zal zijn. „Vooronderzoek liet zien dat de helft van de tieners tussen twaalf en achttien, die we hadden uitgelegd waar de prik tegen beschermt, zich zou laten vaccineren.”
Vermoeidheidssyndroom
Tijdens de campagne voor meisjes kwam naar voren dat ze bang waren dat het chronisch vermoeidheidssyndroom een gevolg kon zijn van de vaccinatie. „Ons onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat evenveel ongevaccineerde als gevaccineerde meisjes die klachten krijgen, en ze dus niet samenhangen met de vaccinatie”, aldus Hament.
Een andere vrees, die ook speelt bij de coronavaccins, is dat het vaccin de vruchtbaarheid zou aantasten. „Daar is onderzoek naar gedaan, en het HPV-vaccin had geen effect op de vruchtbaarheid. De ziekten waartegen het beschermt juist wel. Voorstadia van baarmoederhalskanker of peniskanker, en natuurlijk ook de behandeling van kankers, kunnen tot gevolg hebben dat de vruchtbaarheid wordt aangetast.”
Correctie (14-2-2022): In het fotobijschrift van dit artikel stond eerder dat HPV ook meningokokken kan veroorzaken. Dit klopt niet en is geschrapt.
Absences zijn aanvallen van enkele seconden en komen voor bij kinderen tussen de vier en twaalf jaar oud. Een kind kan tijdens een absence automatische bewegingen laten zien in het gezicht of met de handen, hebben een starende blik en een kind kan buiten bewustzijn raken.
‘Van het licht naar de schaduw’, zo typeerden journalisten van de Franse krant Le Monde vier jaar geleden het verval van de gelauwerde viroloog. Ze zochten hem op, thuis in Neuilly sur Seine, vlakbij Parijs, maar moesten vooraf via de mail beloven dat ze geen lobbyisten waren voor de farmaceutische industrie. Hij was een compleet ander mens geworden, merkten ze. Luc Montagnier, de erudiete en welbespraakte Nobelprijswinnaar was veranderd in een boze, achterdochtige man, beschimpt door zijn collega’s vanwege zijn onwetenschappelijke opvattingen.
Montagnier, die vorige week dinsdag op 89-jarige leeftijd overleed, heeft een van de grootste wetenschappelijke doorbraken van de 20ste eeuw op zijn naam staan: de ontdekking van hiv, het virus dat aids veroorzaakt. In mei 1983 schreef hij samen met zijn rechterhand Françoise Barré-Sinoussi in vakblad Science dat ze uit de lymfeklier van een jonge aidspatiënt een onbekend virus hadden weten te isoleren. De wereld was toen al twee jaar in de greep van een mysterieuze, dodelijke ziekte die vooral onder homomannen rondging. Er was geen diagnose, geen test, laat staan een medicijn. De ontdekking van de virologen bij het Institut Pasteur in Parijs zou leiden tot de ontwikkeling van een bloedtest en de komst van virusremmers.
Lab in garage
De inspiratie voor zijn carrière kreeg Montagnier in het geïmproviseerde chemische lab in de garage van zijn vader, accountant in een klein Frans dorpje. Hij wilde, vertelde hij eens in een interview, ‘de wereld uitleggen met behulp van de wetenschap’. Die missie bracht hem roem, maar ook stevige controverses. Aanvankelijk buiten zijn schuld.
Een jaar na de Franse publicatie kwam de Amerikaanse biomedisch onderzoeker Robert Gallo met de claim dat hij toch echt het virus had ontdekt dat aids veroorzaakt. Dat wetenschappelijke dispuut leidde zelfs tot een juridische strijd over de royalty’s van hiv-testen.
Totdat Gallo moest toegeven dat het virus dat hij claimde als zijn eigen ontdekking hem gewoon was toegestuurd door het lab van collega Montagnier. In 1994 werd de buit verdeeld en tekenden de Amerikaanse en de Franse president een overeenkomst waarbij ze de inkomsten uit het patent op hiv-testen verdeelden. De twee topwetenschappers kwamen in 2002 met een gezamenlijke verklaring: Montagnier had hiv ontdekt, maar Gallo had aan het licht gebracht dat het virus aids veroorzaakt.
Hoogleraar en hiv-onderzoeker Peter Reiss herinnert zich zijn ontmoeting met de beide wetenschappers, op een klein congres waar hij als jonge onderzoeker een voordracht mocht houden. Daarna zat hij met ze aan tafel tijdens de lunch. ‘Waar we het over hebben gehad weet ik niet meer, maar één ding is me bijgebleven: wat een ijdele mannen.’
De tweedracht laaide nog even op toen Gallo in 2008 werd overgeslagen en de Nobelprijs voor de geneeskunde werd toegekend aan het Franse koppel Montagnier en Barré-Sinoussi. Toen Reiss in 2012 tijdens de internationale aidsconferentie met een groep onderzoekers werd uitgenodigd door president Obama maakte hij in het Witte Huis een foto van Gallo, in gesprek met Barré-Sinoussi. ‘Toen ik haar later de foto liet zien, zei ze: waar denk je dat het over ging? Wéér over de Nobelprijs en hoe onterecht het was dat hij die niet had gekregen.’
Controversiële uitspraken
De carrière van Montagnier maakte een eigenaardige draai toen hij langzaam begon weg te drijven van de wetenschap, met uitspraken waarbij hij de basisprincipes van zijn vakgebied volkomen uit het oog verloor. Vanaf dat moment ontstond de opschudding door eigen toedoen. Het jaar na de Nobelprijs verkondigde hij dat patiënten met een sterk immuunsysteem binnen een paar weken van hiv af kunnen zijn en dat de juiste voeding een hiv-infectie kan voorkomen.
Hij beweerde dat water een geheugen heeft en dat dna elektromagnetische straling uit kan zenden. In 2012 veroorzaakte hij rumoer onder wetenschappers door op een congres te suggereren dat antibiotica succesvol konden zijn tegen autisme. Vijf jaar later keerde hij zich tegen de verplichte kindervaccinaties, omdat die verantwoordelijk zouden zijn voor wiegendood. Het kwam hem op een publiekelijke aanklacht te staan van ruim honderd academische artsen. ‘Wij kunnen niet accepteren dat een van onze collega’s zijn Nobelprijs gebruikt om, buiten zijn vakgebied, boodschappen te verspreiden die gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid’, schreven ze.
Vorig jaar beweerde hij dat het coronavirus in een lab in elkaar was geknutseld en noemde hij de coronavaccins een ‘onacceptabele vergissing’, omdat die nieuwe varianten van het virus zouden veroorzaken.
Bijdrage aan wetenschap blijft overeind
‘Wat hem heeft bezield, is me een raadsel’, zegt microbioloog Roel Coutinho, pionier op het gebied van hiv-onderzoek en -bestrijding. Coutinho leerde Montagnier kennen in 1992 toen het internationale aidscongres in Amsterdam werd georganiseerd, en merkte toen al dat de Fransman een hang had naar een controversiële hiv-theorie die toen de ronde deed. ‘Dat juist hij, als topwetenschapper, zulke wonderlijke ideeën ging verkondigen, is lastig te begrijpen. En ook schadelijk. Als Nobelprijswinnaar had hij veel gezag.’
Reiss: ‘Als je degelijk experimenteel werk hebt gedaan, zoals hij, dan weet je hoe de wetenschap werkt, dat je een hypothese formuleert en die moet toetsen. Hoe heeft hij zo kunnen ontsporen?’
Welke kant van de viroloog blijft in herinnering? Het Institut Pasteur, lange tijd de thuisbasis van Montagnier, schreef na zijn dood dat de hoogleraar in de laatste jaren van zijn leven weliswaar behoorlijk wat onwetenschappelijke ideeën had verkondigd maar dat zijn carrière de geschiedenis van het Franse wetenschappelijk onderzoek heeft gemarkeerd. ‘Hij was altijd controversieel’, zei de Amerikaanse hiv en aids-deskundige Donald Francis in The New York Times, ‘maar ik had groot respect voor zijn onderzoeksteam.’ Zijn enorme bijdrage aan de wetenschap blijft overeind, zegt Coutinho: ‘Die eer verdient hij.’
Drie keer Luc Montagnier
Montagnier werd in 1994 gelauwerd door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen met de Heinekenprijs voor de Geneeskunde.
Het was de afdeling van Montagnier die hiv ontdekte maar verreweg het meeste werk is gedaan door viroloog Françoise Barré-Sinoussi, schreef het Institut Pasteur dit weekend in een korte terugblik.
Het bericht van zijn overlijden, op dinsdag, werd woensdagochtend als eerste gemeld door de complot-website FranceSoir, maar geen enkele officiële bron kon dat bevestigen. De Franse media brachten het nieuws pas donderdagmiddag, nadat de burgemeester van de woonplaats van Montagnier de overlijdensverklaring had gezien.
De Franse onderzoeker Luc Montagnier, die in 1983 het hiv-virus ontdekte, is op 89-jarige leeftijd overleden. De Nobelprijswinnaar stierf dinsdag in een ziekenhuis in een voorstad van Parijs, heeft de Franse overheid bekendgemaakt.
De viroloog leidde in 1983 het Franse onderzoeksteam dat het human immunodeficiency virus (hiv) ontdekte, dat de ziekte aids kan veroorzaken. De vondst was een belangrijke stap in het onderzoek naar aids, dat zich sinds begin jaren 80 snel verspreidde en veel levens eiste.
Overigens claimde ook de Amerikaanse onderzoeker Robert Gallo dat hij in 1983 hiv ontdekte. In een Frans-Amerikaans verdrag is uiteindelijk vastgelegd dat het virus door beide onderzoeksteams is gevonden.
Montagnier kreeg in 2008 de Nobelprijs voor Geneeskunde, samen met mede-onderzoeker Francoise Barré-Sinoussi. Volgens het Nobelcomité was hun ontdekking van hiv cruciaal voor de ontwikkeling van behandelmethodes voor aidspatiënten.
Door wetenschappers gemeden
De afgelopen jaren deed de viroloog geregeld uitspraken zonder wetenschappelijke basis. Zo zei hij in 2020 dat het coronavirus was gecreëerd in een Chinees laboratorium en vorig jaar stelde hij dat coronavarianten worden veroorzaakt door vaccinaties. Vanwege deze standpunten werd hij de laatste tijd door veel wetenschappers gemeden.
De Franse minister voor Hoger Onderwijs en Onderzoek, Frédérique Vidal, schrijft op Twitter dat Frankrijk een groot onderzoeker heeft verloren. "We weten wat we allemaal te danken hebben aan zijn wetenschappelijke werk."
Medewerkers van Montagnier staan op zijn eigen Twitter-account stil bij zijn overlijden:
De Franse onderzoeker Luc Montagnier, die in 1983 het hiv-virus ontdekte, is op 89-jarige leeftijd overleden. De Nobelprijswinnaar stierf dinsdag in een ziekenhuis in een voorstad van Parijs, heeft de Franse overheid bekendgemaakt.
De viroloog leidde in 1983 het Franse onderzoeksteam dat het human immunodeficiency virus (hiv) ontdekte, dat de ziekte aids kan veroorzaken. De vondst was een belangrijke stap in het onderzoek naar aids, dat zich sinds begin jaren 80 snel verspreidde en veel levens eiste.
Overigens claimde ook de Amerikaanse onderzoeker Robert Gallo dat hij in 1983 hiv ontdekte. In een Frans-Amerikaans verdrag is uiteindelijk vastgelegd dat het virus door beide onderzoeksteams is gevonden.
Montagnier kreeg in 2008 de Nobelprijs voor Geneeskunde, samen met mede-onderzoeker Francoise Barré-Sinoussi. Volgens het Nobelcomité was hun ontdekking van hiv cruciaal voor de ontwikkeling van behandelmethodes voor aidspatiënten.
Door wetenschappers gemeden
De afgelopen jaren deed de viroloog geregeld uitspraken zonder wetenschappelijke basis. Zo zei hij in 2020 dat het coronavirus was gecreëerd in een Chinees laboratorium en vorig jaar stelde hij dat coronavarianten worden veroorzaakt door vaccinaties. Vanwege deze standpunten werd hij de laatste tijd door veel wetenschappers gemeden.
De Franse minister voor Hoger Onderwijs en Onderzoek, Frédérique Vidal, schrijft op Twitter dat Frankrijk een groot onderzoeker heeft verloren. "We weten wat we allemaal te danken hebben aan zijn wetenschappelijke werk."
Medewerkers van Montagnier staan op zijn eigen Twitter-account stil bij zijn overlijden:
Van alle patiënten die tussen zaterdag en donderdag vanwege een omikronbesmetting in Nederlandse ziekenhuizen werden opgenomen, was 77 procent niet volledig gevaccineerd, zegt Van den Toorn, die zelf als longarts in het Erasmus MC in Rotterdam werkt. Van deze groep was ongeveer de helft helemaal niet gevaccineerd. De andere helft is wel ingeënt, maar niet volledig.
Zwak afweersysteem
23 procent van de opnames door omikron komt voor rekening van mensen die wel volledig gevaccineerd zijn, inclusief booster. Van den Toorn: "Van deze groep heeft het overgrote deel een onderliggende complicatie, zoals hartproblemen, longziekte, een zwak afweersysteem of complicaties na een transplantatie. Het aantal mensen dat gezond is en in het ziekenhuis belandt, beperkt zich tot een handjevol. De kans om als gezond mens door omikron in het ziekenhuis te belanden is dus heel, heel klein."
Op de intensive care terechtkomen is voor gezonde, gevaccineerde mensen een zeldzaamheid, zegt de longarts: "Ik zie slechts één voorbeeld van een gezond persoon die door omikron op de intensive care kwam te liggen."
Ruimte voor versoepelen
Geeft dit ruimte voor heropening van maatschappij? "Ik zit niet op de stoel van de politiek, maar ruimte voor versoepelen lijkt er wel te zijn."
Toch moeten we alert blijven, vindt hij: "Je weet niet of er misschien een variant komt die onverwacht toch ziekmakender is, hoewel virologen dat niet meteen verwachten. Daarnaast ligt er nog steeds druk op huisartsen en ziekenhuizen en zorginstellingen: mensen zijn misschien niet doodziek, maar wel nog steeds ziek. De uitval van personeel in alle sectoren blijft hoog. Maar deze uitkomsten bevestigen wel de verwachting dat we in rustiger vaarwater gaan komen."
Ziekenhuizen kregen tot 2022 geen volwaardige vergoeding als zij hun hartpatiënten met behulp van de Maastrichtse behandelmethode met een hartritme-app hielpen. Simpelweg omdat er geen specifieke codering voor deze digitale behandelmethode - ook wel telebegeleiding genoemd - bestond in het declaratiesysteem van het zorgstelsel. Daarom was het inzetten van de app financieel niet aantrekkelijk voor ziekenhuizen.
Nu heeft toezichthouder NZa vanwege de afspraak tussen VGZ en het Maastricht UMC+ toestemming gegeven om een behandelcode toe te voegen, zodat ziekenhuizen wel een adequate vergoeding krijgen als hun artsen de hartritme-app gebruiken in een consult.
"Dit is belangrijk", vertelt Nils van Herpen, innovatiemanager zorg bij VGZ. "Want andere zorgverzekeraars kunnen nu ons model gebruiken om zelf soortgelijke afspraken met ziekenhuizen te maken. Zij hoeven niet zelf dat hele traject in om toestemming te krijgen, dus deze app kan nu op grote schaal worden uitgerold."
Paracetamol lijkt zo'n onschuldige pijnstiller. Toch waarschuwen wetenschappers voor langdurig gebruik vooral bij mensen met een hoge bloeddruk.
Schotse onderzoekers van de universiteit van Edinburgh lieten 110 vrijwilligers twee weken lang, vier keer per dag, 1 gram paracetamol nemen. Daarna kregen ze twee weken lang een placebo. Twee derde van hen had ook medicijnen tegen hoge bloeddruk. Uit het onderzoek blijkt dat paracetamol de bloeddruk veel harder deed stijgen dan de placebo.
“Dit gaat niet over eenmalig of kortdurend gebruik van paracetamol tegen bijvoorbeeld hoofdpijn of koorts, daar is natuurlijk niets mis mee”, benadrukt hoofdonderzoeker Iain MacIntyre, adviseur bij de Britse NHS (National Health Service).
Dipender Gill, docent klinische farmacologie aan de St George-universiteit in London, zei tegen de BBC dat ten eerste nog onduidelijk is of de bloeddrukstijging door paracetamol aanhoudt bij langdurig gebruik. “Ten tweede is het niet zeker of een bloeddrukstijging als gevolg van paracetamolgebruik zou leiden tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten”, aldus Gill.
Het gaat om een studie, uitgevoerd door onder andere de Washington University School of Medicine, die eerder deze week gepubliceerd werd in Nature Medicine. De onderzoekers bekeken de medische gegevens van 153.760 mensen die positief waren getest. Ze vergeleken die over een periode van een jaar met mensen die geen corona kregen.
72 procent meer kans op hartfalen
De conclusie van de onderzoekers is stevig. Mensen die een corona-infectie hadden doorgemaakt, hadden 63 procent meer kans op een hartinfarct, 84 procent meer kans op een ritmestoornis van de hartkamers en 72 procent meer kans op hartfalen dan mensen zonder corona.
Hartaandoeningen kwamen daadwerkelijk 4 procent meer voor. "Sommige mensen denken misschien dat 4 procent weinig is, maar dat is het niet, gezien de omvang van de pandemie", zegt een van de auteurs, Ziyad Al-Aly, tegen Science Daily.
Alleen al in de VS betekent dit 3 miljoen nieuwe hartpatiënten, wereldwijd naar schatting 15 miljoen. Het gaat om ziektes die blijvend zijn, en dus niet zomaar overgaan.
'Erg grote aantallen'
We leggen de cijfers voor aan twee Nederlandse deskundigen. Marijke Linschoten, arts-onderzoeker in het UMC Utrecht: "Als je kijkt naar dit onderzoek werden er gemiddeld 3 tot 10 extra gevallen van een hartaanval, hartfalen of een ritmestoornis van de hartkamers vastgesteld per elke duizend mensen die corona hadden doorgemaakt. Als je nagaat hoeveel miljoenen mensen inmiddels corona hebben gehad, zou dat in de praktijk om erg grote aantallen gaan." Ze vertelt erbij: in de dagelijkse praktijk in het ziekenhuis is dit nog niet direct terug te zien.
"Het zijn belangrijke aantallen", zegt ook Harald Jorstad, cardioloog in het Amsterdam UMC. "Hier waren we ons al op aan het voorbereiden. Dit vreesden we al." Hij legt uit dat het al langer bekend is dat corona tijdens de acute fase van de infectie voor problemen kan zorgen. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen met een hart- en vaatziekte die zieker worden. Ook is bekend dat littekens op het hart kunnen ontstaan.
Maar dit onderzoek is veel breder. Het gaat hier om problemen die ontstonden ná 30 dagen. "Wat je hier ziet: het virus is veel meer dan de acute vorm van ziek zijn", zegt Jorstad. "We moeten ook aandacht hebben voor de nasleep ervan, zoals longcovid en de impact op het hart en het vaatstelsel."
Ook bij niet-kwetsbare jongeren
Waarom de één wel, en de ander geen problemen krijgt aan het hart moet worden onderzocht. Het meest opvallende volgens de onderzoekers is dat mensen die nooit eerder hartproblemen hadden en die niet als kwetsbaar werden beschouwd, óók hartproblemen ontwikkelden na een corona-infectie.
Hartproblemen traden dus niet alleen op bij oude mensen, maar ook bij jongeren. En ook bij mensen zónder obesitas en mensen zonder diabetes. Hart- en vaatziekten werd ook gevonden bij mensen die een milde infectie hadden doorgemaakt.
Bewegen, bewegen, bewegen
Volgens cardioloog Jorstad geeft dit onderzoek aan dat de oorzaak van hartproblemen veel breder gezocht moet worden. Hij benadrukt het belang van een gezonde levensstijl.
"Dit zou een wake-up call moeten zijn. Maak werk van je goede voornemers. Stel jezelf de vraag: wat kun je zelf doen om gezonder te leven? Nou, dat is dus bewegen, bewegen, bewegen. En gezond eten, een gezond gewicht houden, niet roken en je cholesterol en bloeddruk controleren. Er moet wat gebeuren aan de ongezonde leefstijlen die in de samenleving aanwezig zijn, die ten grondslag liggen aan bijna alle hart- en vaatziekten." Preventie is een ondergeschoven kindje in Nederland, stelt hij. "Corona is niet met één wondermiddel opgelost."
Onderzoek gaat over de eerste coronagolf
Voor het onderzoek, gepubliceerd in Nature Medicine, analyseerden de wetenschappers geanonimiseerde medische dossiers in een database die wordt bijgehouden door het Amerikaanse Department of Veterans Affairs. De onderzoekers creëerden een dataset met gezondheidsinformatie van 153.760 mensen die tussen 1 maart 2020 tot 15 januari 2021 positief waren getest op corona en die de eerste 30 dagen van de ziekte hadden overleefd. Zeer weinig van de mensen in de studie waren gevaccineerd voordat ze corona ontwikkelden, omdat vaccins op het moment van inschrijving nog niet algemeen beschikbaar waren.
"Deze data is dus verzameld in de tijd voor de vaccinatiecampagne, aan het begin van de pandemie", zegt Jorstad. "We weten niet welke variant hier speelde. We kunnen dit ook niet direct vertalen naar omicron. We zitten allemaal te wachten op positief nieuws, maar of omicron en de vaccinatie ervoor zorgt dat de problemen nu minder groot zijn, dat weten we pas over pakweg twee jaar."
Langdurige gevolgen
Onderzoeker Ziyad Al-Aly stelt voor om mensen die hersteld zijn van corona goed in de gaten te houden. En overheden moeten klaarstaan om de toename van het aantal patiënten aan te kunnen, schrijft hij op Twitter. Hij vreest langdurige gevolgen voor patiënten en gezondheidsstelsels. Ook zal het invloed hebben op de economie en de levensverwachting.
Stel dat je corona hebt gehad, moet je dan extra alert zijn? Cardioloog Jorstad "Als je vier maanden later pijn op de borst krijgt tijdens inspanning, dan moet je daarnaar laten kijken. Het kunnen duizend dingen zijn, dus we hoeven niet direct iedereen naar de cardioloog te sturen, maar het is wel belangrijk om dit door een deskundige bij de huisarts te laten evalueren."
De beste manier om problemen aan het hart te voorkomen, is volgens de onderzoekers simpel: in de eerste plaats zorgen dat je niet geïnfecteerd raakt door het virus. Cardioloog Jorstad wil de gelegenheid aangrijpen om mensen te adviseren om zich toch echt te laten vaccineren. "De boodschap lijkt mij helder."
Grote Nederlandse studie
Marijke Linschoten, arts-onderzoeker in het UMC Utrecht vindt het belangrijk dat er meer onderzoeken worden gedaan naar de langetermijngevolgen van corona op het hart en de vaten. "Het is cruciaal dat we kijken of andere onderzoeken dezelfde resultaten laten zien. Op dit moment zijn dergelijke onderzoeken nog heel erg schaars."
Het UMC Utrecht en de Dutch CardioVascular Alliance (DCVA) doen sinds september zelf ook een grote landelijke studie. Gekeken wordt naar geanonimiseerde data die is verzameld tijdens de eerste golf van de pandemie, verrijkt met gegevens over doodsoorzaken en ziekenhuisopnames. Het gaat om 40 procent van alle patiënten die destijds in het ziekenhuis terecht zijn gekomen.
"Ook kijken we sinds mei vorig jaar in het kader van een andere studie bij mensen die in het ziekenhuis worden opgenomen hoe vaak hartschade kan worden vastgesteld. Hopelijk kunnen we hierdoor ook meer leren over eventuele verschillen tussen de eerste coronavariant en delta en omicron.”